eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5834. 1642 augustus 11. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Quid de Riveti scripto facturus sis, avide expectabo.2 Libellum supplicem Roterodamensium cum captus esses, opera Walenburgii per Utenbogardum acceperam; in tuo id amplius est quod ex libro Foederatorum est additum. Alterum illud quod in Gallice mittebas, et ego per eundem acceperam.3 Videbimus, quo pacto et per quem desiderio tuo possit satisfieri. Viam ad pacem ecclesiasticam a Blavio editam4 itemque Walonem Messalinum5 misi per viduam Schocfevrianam,6 Rothomagi habitantem, quae me consuluerat et ipsa Galliam repetebat. Misi et eadem opera ad uxorem telam lineam.

    368

    Ego per has ferias Amstelodamum excurrere cogito, ut illic filios meos,7 qui iam e triviali schola exeunt, Vossio et Barlaeo8 instituendos tradam, antequam academicae licentiae discant assuescere. Illic ubi ero, cum amicis de rebus Petri agam et siquid certae spei affulget, id ut scias curabo.9 Item cum Blavio de editionibus tuis. Quousque iam Annotata in Novum Testamentum10 produxeris, quousque Anthobolia11 processerit, ex te libenter intelligam.

    Durissima sunt quae de Thuano aliisque scribis et nihil inde boni ominor.12 Didicimus et hic istas artes. Deus spero providebit, ne innocentiae suum desit praesidium et ut noxii ab innoxiis discernantur. Quomodo res ad Perpignanum se habeant, proximis litteris accepturum me spero. Hic necdum quid actum est, sed movet iam princeps exercitum et habet apud se aliquammultas naves. Neque adeo provecta est aestas, ut non alicuius loci compos esse possit, antequam in hiberna sit discedendum.13 In Anglia res adhuc incertae sunt. Parlamentarii et pecunia et militibus abundant, et regis consilia ex interceptis litteris proculdubio intelligent. Rex ad Hullam nihil promovet, neque iustum habet exercitum et multa ei desunt necessaria. Parva ad concordiam spes, cum recentes iniuriae veterum oblivisci non sinant. Trompius noster,14 qui Dunkerkam mari premit, naves Anglicas intrare eum portum vetuit easque in Selandiam misit, quod commeatum, pulverem tormentarium et Hispanicam pecuniam subvehere dicerentur. Quod quomodo se habeat dies docebit. Sunt sane qui dicant non eam inesse pulveris quantitatem quae id quod usui necessarium est excedat. Quid parlamentarii, quid rex his de rebus dicturi sint, breviter audietur. Plura iam non habeo.

    Tu interea cum uxore et liberis a nobis omnibus salve et vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XI Augusti 1642.

     

    De principis discessu res non ita certa est ut credideram. In Anglia parlamentarii dicuntur Essexium fecisse marescallum suum,15 eique quindecim adsessores adiunxisse, quinque ex nobilium, decem ex plebeiorum numero, quos inter Pimius.16

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de Suede, à Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 19 Aug.

    En in dorso: 11 Aug. 1642 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 253. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 5817, beantw. d. no. 5850.
    2 - Grotius was al begonnen met het opstellen van een verweerschrift tegen Rivets Examen animadversionum Hugonis Grotii (BG no. 1180). In september ging zijn Votum pro pace ecclesiastica (BG no. 1183) naar de drukker.
    3 - Ten behoeve van de uitgave van de Autentycque stucken, raeckende de saecke van den heer Hugo de Groot ... (BG no. 889) had Johannes Wtenbogaert naspeuring gedaan in de archieven van Rotterdam. Hij vond hier het rekest dat de Rotterdamse vroedschap op 3 september 1618 had opgesteld om aangeboden te worden aan de prins van Oranje. Nadien vond de Rotterdamse advocaat mr. Pieter van Walenburch (1586 - † 7 november 1642) nog enkele ontbrekende stukken, en wel de ‘protestatio’ van 10 september 1618 en de Acte op de veranderinge van de magistraten, dd. 16 november 1618; vgl. BG no. 889 nos. 4 en 6. Zie voor Wtenbogaerts assistent in Rotterdam, Engelbrecht, Bronnen V, p. 69-70. Na vergelijking met de stukken die Grotius zijn broer op 2 augustus had toegezonden, bleek dat diens verzameling nog verrijkt was met het Extract uyt het Resolutieboeck van de Staten Generael, dd. 29 augustus 1618 (BG no. 889 no. 4).
    4 - De Amsterdamse editie van de Via ad pacem ecclesiasticam (BG nos. 1167 en 1168).
    5 - Walonis Messalini de episcopis et presbyteris contra D. Petavium Loiolitam dissertatio prima. Dit werk van Claude Saumaise was in 1641 te Leiden verschenen.
    6 - Vermoedelijk een verbasterde Franse familienaam, bijvoorbeeld die van de Normandische familie Chauffer; vgl. Répertoire de généalogies françaises imprimées I, p. 373.
    7 - Nog geen half jaar later lieten Johan (1625-1678) en Jacob de Groot (1628-1694) zich inschrijven aan de universiteit van Leiden. Ter afsluiting van hun studies brachten zij in 1647 een bezoek aan de universiteit van Orléans. Later kozen beiden voor een carrière in de diplomatieke dienst (E.A. van Beresteyn, in Ned. Leeuw 43(1925), kol. 169-172; Schutte, Repertorium II, p. 213-214 (Jacob) en p. 551-552 (Johan)).
    8 - Vossius en Barlaeus waren de leidende figuren aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre.
    9 - Nog steeds werd voor Grotius' zoon Pieter een passende werkkring in Amsterdam gezocht.
    10 - De Annotationum in Novum Testamentum tomus secundus verscheen een jaar na Grotius' overlijden. De uitgave werd in Parijs verzorgd (BG no. 1138). Vier jaar later werd de serie aantekeningen afgesloten met de uitgave van een pars tertia ac ultima (BG no. 1141).
    11 - De opdracht om de Florum sparsio te drukken ging naar de weduwe Pelé te Parijs (BG no. 791). In 1643 bracht Blaeu van dit werk een herdruk uit (BG no. 792).
    12 - Koning Lodewijk XIII was niet langer begaan met het lot van de markies van Cinq-Mars en zijn bibliothecaris François-Auguste de Thou.
    13 - Het Frans-Weimarse leger van maarschalk Guébriant begon in Uerdingen problemen te krijgen met de ravitaillering. Dit gevaar bestond nog niet voor het Staatse leger dat iets noordelijker, tussen Orsoy en Rheinberg, aan de Rijn lag (Episodes Guébriant, p. 281-283).
    14 - Maarten Harpertsz. Tromp hield de haven van Duinkerken voor vriend en vijand gesloten.
    15 - Robert Devereux, graaf van Essex, ontving op 22 juli officieel het bevel over het nieuw gevormde leger van het Parlement; vgl. no. 5769.
    16 - De commissie werd op 25 juli ingesteld. Zoals te verwachten viel, voerde het Lagerhuislid John Pym daarin spoedig de boventoon (The Parliamentary History of England II (1625-1642), kol. 1413-1414 en kol. 1441).