Mijnheer,
Wij zullen zien wat van Numerianus2 zal vallen. De preparaten zijn hier noch wacker tot het oorlogh. Wat van de vrede zal vallen, zullen wij mettertijd beter oordeelen: eerst wanneer wij zien zullen off vanwegen den keizer en de coninck van Spaegnie de sauf-conduicten te Hamburg zullen aencomen zulcx als redelijck is;3 daernae als men zal mercken wie van de tegenwoordige principale ministres het principale credyt zal hebben, uit wiens humeur men eenige conjecture zal connen afnemen. Swede meene ick dat nae de vrede zal beginnen te luisteren. Uit de verbintenisse van de Vereenigde Nederlanden met Vrancrijck zal uwe Ed. connen oordeelen off daer iet van bijzonderlijcke handeling van bestant4 zal zijn te wachten. Doch ick gelove wel dat zijne Hoocheit lichtelijck die geruchten zal gebruicken om te meer van Vrancrijck te becomen.
Wij zullen zien wat van de reductie zal vallen5 ende wat de Zelandsche deputatie zal opereren.6 Dat Stricklant in 't particulier bij zijne Hoocheit gehoort werde,7 vinde ick niet vremd, alzoo zulcx eertijds is gegunt aen de gedeputeerden van Rochelle.8
Ick wensche dat de burgerie van Londen, die niet wel en zal connen verdraegen den stilstant van haere nering, oorzaeck zij van een vrede die des conincx rechtmaetige autoriteit niet en crencke.9
29
Nopende Rivet, ick meene mijn woord te houden van hem niet te antwoorden nochte zoo wrevelige menschen eenige vrede aen te bieden. Zoo iemant gevonden werde die Rivet wil intoomen, dien en zal geene materie ontbreecken. Onder anderen doet Rivet uEd.10 ongelijck willende doen geloven dat ick het besluit van een Fransche synode11 ‘de abstemiis’ van uEd. heb becomen. Ick zal in Swede van mijne intentie niet schrijven,12 alzoo die uit mijne schriften genoech is te verstaen. Ick en meene niet dat den tijd toelaet mijnen dienst mij nu op te zeggen, ende als zulcx schoon geschiede, ben ick daerin in 't minste niet becommert. Ick ben wel onderrecht dat den cardinal de Richelieu veel gelds in Swede gepresenteert heeft om mij vanhier te lichten.13
Ick heb gezien de acte van den hertogh van Bouillon daerdoor hij Sedan t'eenemael in vollen eigendom heeft gegeven aen den coning.14 Ick verstae dat den cardinal noch te Tarascone zijnde hadde gezegt dat hij noit meer den coning en zoude zien dan daer hij stercker zoude zijn dan den coning. Ende heeft zulcx tot het laetste toe geobserveert.15
17 Ianuarii 1643.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 Ianuarii 1643 uyt Paris.