eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6040. 1643 januari 17. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Wij zullen zien wat van Numerianus2 zal vallen. De preparaten zijn hier noch wacker tot het oorlogh. Wat van de vrede zal vallen, zullen wij mettertijd beter oordeelen: eerst wanneer wij zien zullen off vanwegen den keizer en de coninck van Spaegnie de sauf-conduicten te Hamburg zullen aencomen zulcx als redelijck is;3 daernae als men zal mercken wie van de tegenwoordige principale ministres het principale credyt zal hebben, uit wiens humeur men eenige conjecture zal connen afnemen. Swede meene ick dat nae de vrede zal beginnen te luisteren. Uit de verbintenisse van de Vereenigde Nederlanden met Vrancrijck zal uwe Ed. connen oordeelen off daer iet van bijzonderlijcke handeling van bestant4 zal zijn te wachten. Doch ick gelove wel dat zijne Hoocheit lichtelijck die geruchten zal gebruicken om te meer van Vrancrijck te becomen.

    Wij zullen zien wat van de reductie zal vallen5 ende wat de Zelandsche deputatie zal opereren.6 Dat Stricklant in 't particulier bij zijne Hoocheit gehoort werde,7 vinde ick niet vremd, alzoo zulcx eertijds is gegunt aen de gedeputeerden van Rochelle.8

    Ick wensche dat de burgerie van Londen, die niet wel en zal connen verdraegen den stilstant van haere nering, oorzaeck zij van een vrede die des conincx rechtmaetige autoriteit niet en crencke.9

    29

    Nopende Rivet, ick meene mijn woord te houden van hem niet te antwoorden nochte zoo wrevelige menschen eenige vrede aen te bieden. Zoo iemant gevonden werde die Rivet wil intoomen, dien en zal geene materie ontbreecken. Onder anderen doet Rivet uEd.10 ongelijck willende doen geloven dat ick het besluit van een Fransche synode11 ‘de abstemiis’ van uEd. heb becomen. Ick zal in Swede van mijne intentie niet schrijven,12 alzoo die uit mijne schriften genoech is te verstaen. Ick en meene niet dat den tijd toelaet mijnen dienst mij nu op te zeggen, ende als zulcx schoon geschiede, ben ick daerin in 't minste niet becommert. Ick ben wel onderrecht dat den cardinal de Richelieu veel gelds in Swede gepresenteert heeft om mij vanhier te lichten.13

    Ick heb gezien de acte van den hertogh van Bouillon daerdoor hij Sedan t'eenemael in vollen eigendom heeft gegeven aen den coning.14 Ick verstae dat den cardinal noch te Tarascone zijnde hadde gezegt dat hij noit meer den coning en zoude zien dan daer hij stercker zoude zijn dan den coning. Ende heeft zulcx tot het laetste toe geobserveert.15

    17 Ianuarii 1643.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 Ianuarii 1643 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 30e. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6041. Antw. op no. 6027.
    2 - In ‘Numerianus’ (Amsterdam) beraadde men zich over het aanbieden van passend werk aan Pieter de Groot.
    3 - Men wachtte nog op de Spaanse stukken. Sinds kort wist men dat deze op 19 november 1642 te Zaragoza door koning Philips IV waren ondertekend. Zij werden via Brussel doorgestuurd naar Hamburg (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 120; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. XXVI-XXIX).
    4 - Frederik Hendrik gaf aan de Franse kolonel Godefroi d'Estrades de verzekering dat hij zijn oor niet zou lenen aan Spaanse vredesvoorstellen (Correspondance d'Estrades I, p. 123 en p. 144-150).
    5 - In de Staten van Holland was op 20 december 1642 de beslissing gevallen om na het kerstreces (13 januari) de debatten over de troepenreductie te hervatten.
    6 - Vertegenwoordigers van de Staten van Zeeland wilden in Den Haag de besprekingen voortzetten over het reeds eerder met de Hollandse Staten overeengekomen voorstel om de gedeputeerden ter generaliteit van beperktere instructies te voorzien.
    7 - Op 5 januari kreeg de Engelsman Walter Strickland toestemming om de prins mededeling te doen van een klacht van het Parlement over de wapen- en troepentransporten naar de koningsgezinden in zijn land.
    8 - In 1621 verscheen een afvaardiging van de Franse gereformeerde kerken en de stad La Rochelle in de Republiek om de aandacht te vestigen op de vervolgingsijver van koning Lodewijk XIII. Tot groot ongenoegen van de toenmalige Franse ambassadeur Benjamin Aubéry du Maurier kreeg hun woordvoerder Théophile Brachet de La Milletière van de Staten-Generaal vrij verblijf in het land toegezegd (Res. SG 1610-1670 V (1621-1622), p. 296 no. 1889, p. 308 no. 1967; DBFVII, kol. 129-130). Zie ook nos. 671 en 679 (dl. II).
    9 - Een delegatie van de Londense burgerij was op weg naar Oxford om de koning boodschap te doen van de alom heersende vredeswil in de stad (CSP Ven. 1642-1643, p. 228 en p. 230-231).
    10 - Nicolaes van Reigersberch ergerde zich aan de hoge toon die Rivet had aangeslagen in zijn Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum (BG no. 298 en BsG no. 319).
    11 - Nicolaes van Reigersberch zou volgens de Apologeticus (p. 163) in 1608 tijdens een bezoek aan Rivets toenmalige woonhuis te Thouars een afschrift hebben gemaakt van de besluiten van de nationale synode die in het voorjaar van 1561 in Poitiers was gehouden. Het door Grotius bedoelde artikel ‘de abstemiis’ is te vinden onder de ‘Faits particuliers du second synode national’, art. XVIII: ‘Sur la question, si on peut administrer le pain de la Cene à celui qui ne boit point de vin? Nous répondons qu'oui, moiennant qu'il fasse tel effort qu'il pourra, et une protestation de sa bonne volonté pour en boire s'il lui étoit possible’ (Actes ecclesiastiques et civils de tous les synodes nationaux I, p. 20).
    12 - Het viel Rivet niet moeilijk om de ambassadeur in Zweden verdacht te maken. In zijn Apologeticus, p. 84-86, greep hij de gelegenheid aan om te citeren uit het geschrift Hugo Grotius papista sive Epistolica deductio van de lutherse avonturier Johann Seyffart.
    13 - Vgl. Lettres Richelieu VI, p. 21-24, 29 en p. 427-430.
    14 - De van samenzwering verdachte Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne (1605-1652), hertog van Bouillon, redde zijn leven door op 15 september 1642 een acte te tekenen waarbij hij verklaarde het familiebezit Sedan te zullen overdragen aan de Franse kroon (Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 320-325, en Du Mont, Corps Dipl. VI, 1, p. 268-270).
    15 - Op 9 juni 1642, enkele dagen vóór zijn aankomst te Tarascon, kreeg Richelieu alle gegevens in handen over een samenzwering die leden van de hoogste Franse adel de afgelopen winter tegen hem hadden beraamd. In de maanden die daarop volgden zette hij met dit materiaal de koning onder druk (Lettres Richelieu VI, p. 933).