eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    46

    6052. 1643 januari 24. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    In de zaecke van de heer Cromom2 zal ick garen doen al wat mogelijck sal zijn. Ick wilde wel dat mijne papieren die van Rotterdam eertijds zijn gehaelt, mij wierden gerestitueert; zij connen mij nut zijn ende niemant heeft daerop te pretenderen nae de sententie van het Hoff.3

    Van de visiten van de Hollanders zal ick voortaen garen geëxcuseert zijn, alzoo ick zie dat zij al ‘velut ex compacto’ mij weigeren de titulen die de graven ende baronen van Swede ende de zoonen van de regenten mij geven.4 ‘Habeo dignitatem iure depositi diligenter servandam’, bijzonder alzoo ick weet dat men mij ‘per gradus quosdam’ van de ambassade heeft willen afwerpen tot een residentschap. Zoo iet te bestellen is, 'tzelve can geschieden over Rouaen.

    UEd. zal gezien hebben de consultatie hier genomen bij joncker van Naeldwijck:5 niet één artyckel is nae zijn zin beantwoord. Daerentusschen zal men daeruit stoffe hebben om het advertissement te amplificeren ‘occurrendo omnibus obiectionibus’.

    24 Ianuarii 1643.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 Ianuarii 1643 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 30g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6053.
    2 - De uit Zeeland afkomstige mr. Gerard van Crommon was van 1629 tot 1654 raadsheer in het Hof van Holland (Memorialen van het Hof van Holland I, p. L). Een van zijn zoons begeleidde Grotius op diens eerste en tevens laatste reis naar Zweden (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 404 en 412). Gold Reigersberchs aanbeveling Willem van Crommon of Gerard jr, de latere schoonzoon van Louis de Geer (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 225-228 en p. 441-443; De Navorscher 43 (1893), p. 91-93)?
    3 - De papieren die bij resolutie van de Gecommitteerde Raden dd. 31 oktober 1619 uit zijn Rotterdamse huis waren gelicht (Brandt-Cattenb., Leven I, p. 219-220). Op 17 mei 1630 had het Hof van Holland de confiscatie van al zijn goederen opgeheven (Brandt-Cattenb., Leven I, p. 387).
    4 - Grotius verlangde dat zijn voormalige landgenoten hem de achting toedroegen waarop hij als vertegenwoordiger van de Zweedse kroon recht had.
    5 - Adriaen van Naeltwijck (†1660), gehuwd met Jacoba Francina van Oldenbarnevelt (1610 - ca. 1645), voerde een proces tegen Cornelia de Groot met als inzet de erfenis van Oldenbarnevelts kleinzoon Jacob van Oldenbarnevelt (†1639), heer van Berkel en Rodenrijs. Hoewel deze zaak ter beslissing was voorgelegd aan het Hof van Holland, diende zich voor de gepasseerde erfgenaam toch de noodzaak aan om te onderzoeken of het testament dat zijn verwant in Parijs eigenhandig had opgesteld ook enige rechtskracht had (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 359, en no. 5742 (dl. XIII)).