eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6552. 1643 november 23. Van N. van Reigersberch.1

    't Berigt ... is merkwaardig, dat de heer Reigersbergen geeft in zijn brief van den drieëntwintigsten van Slachtmaandt aan zijn zwager:

    Terwijl ik dit schrijf, worden de Fransche gezanten alhier verwagt en is prins Willem met een groot getal koetsen, meer dan ooit voordezen iemant tegemoetgezonden zijn, hen gaan bejegenen.2 Waarmede zij zich lichtelijk niet zullen genoegen, die meer hebben

    714

    verwagt, zijnde onder de hand verzocht dat men de klokken zoude doen luiden en de schutters in de wapenen doen komen, hetwelke de heeren Staten-Generaal wel zouden hebben willen zien, maar bij Den Hage beleefdelijk is geweigert, als zijnde buiten exempel en van groot gevolg; waarom de heeren van Delft, bijzonderlijk daartoe verzocht zijnde, zichzelven daarvan mede hebben ontschuldigt, gelijk ook de stadt Dordrecht den ouden voet heeft gevolgt.3 Rotterdam heeft het beter gemaakt, daar de schutterij met het geluit van klokken en 't losbranden van kanon hen heeft ontfangen. En met zoodanige formaliteiten zijn de gemelde heeren zoozeer gepast dat zij mede, of die uit hunnen naam spreken, gaarn in plaats van drie dagen, gelijk de gewoone stijl is, zes of tenminsten vijf dagen zouden hebben geweest gedefroieert, hetwelke is gematigt op vier, om hier te doen in optima forma. Het jagt van zijn Hoogheit met den gewonen ambassadeur hun tegemoetgegaan zijnde4 was niet genoeg, maar heeft 'tzelve met expresse brieven hun toegezonden moeten worden; gelijk mede is begeert dat men met twee gedeputeerden vanwegen de Generaliteit hen zoude doen verwellekomen, dat met eenen is afgezien,5 doch Rotterdam verzocht eenen daarbij te voegen, zoodat tot noch toe meer fumeusheit zich heeft geopenbaart dan men van Fransche ambassadeurs zoude konnen verwachten; waarom zij ook lichtelijk, gelijk zij geen genoegen op eenige plaatsen hebben genomen, ook geen hebben gelaten. De heer Servien toont zich wat meer te willen schikken; de heer d'Avaux neemt weinig consideratie aan die hem zijn wezen verwellekomen, die daarover een vooroordeel nemen tegens zijn goede hoedanigheden, die ik moeite heb gehad om eenigen aan te doen nemen. Waarschijnelijk dat die onder de koningen zijn opgebragt de magistraten van steden niet gewent zijn veel te defereren. Van hunnentwegen laat men verluiden dat zij meer eer in der vijanden landen dan in een staat, hun zoo na verbonden en verplicht, hebben ontfangen en dat men aan hun meer eer als plenipotentiarissen dan aan andere ambassadeurs - hetwelke anderen zoo niet konnen verstaan - behoort te betoonen.

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 349-350. Antw. op no. 6533, beantw. d. no. 6574.
    2 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien, graaf van La Roche-des-Aubiers, werden aan de Hoornbrug opgewacht door de jonge prins van Oranje en een delegatie van de Staten-Generaal. Met groot Staats eerbetoon maakten zij vervolgens hun intrede in Den Haag (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 130-131).
    3 - De Staten-Generaal hadden bewust afgezien van een ceremoniële begroeting van de Franse gevolmachtigden bij hun aankomst in de haven van Dordrecht.
    4 - Frederik Hendrik stelde zijn jacht ter beschikking van de Franse ambassadeur Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery.
    5 - Op 16 november voegde de Staatse ‘hofmeester’ Mortaigne zich bij het Franse gezelschap.