741
De heer Reigersbergen berigt zijn zwager ook2 ... in 't brede zijn wijdtloopig gesprek met den heer Godefroy,3 die hem naaukeurig en vrijmoedig wegens verscheidene zaken aangaande de regering en gesteltenis dezer landen had gevraagt en tevens getoont van vele dingen reeds onderrecht te zijn, zichzelven ook op vele stukken die den staat van Vrankrijk raakten verklarende, alsmede over den toestant der bijzondere staten van Europa en den handel, te Munster aan te gaan. In 't antwoordt dat De Groot hierop aan zijn zwager ook in 't brede zond, leest men:
Dat Vrankrijk naar een tresves hake gelove ik, en heb dat lang gemerkt.4 Van Zweden weet ik dat men daar liever een vrede zal hebben, alzoo het bestant voorts afsnijdende van de onderstant-gelden ons zoude lastig zijn en laten in een ongerusten en kostelijken stant. 't Is waar dat het verbond tusschen de twee kroonen duurt tot den vrede of bestant, maar in de keur van de twee heeft Zweden zooveel te zeggen als Vrankrijk.
't Zal mij lief zijn dat op de ceremoniën tusschen Vrankrijk en de Vereenigde Nederlanden een vasten voet worde gemaakt;5 Zweden zal zich gaarn daarnaar voegen, etc. Die van Rotterdam in 't méér doen dan andere steden hebben waarschijnelijk gelet op den Bordeeuwschen handel. Monsieur d'Avaux is overal zeer punctueel geweest, 'twelk hem in eenige handelingen gehindert heeft. Ik meen niet dat de naam van plenipotentiaris voorrecht geeft boven den naam van ambassadeurs.6 De handeling die de Fransche gezanten in Hollandt meenen te doen, is van geen kleine aangelegehtheit, etc. Ik zie klaarlijk dat men vanhier besloten heeft geld te geven aan degenen die 't meeste credyt hebben in de Vergadering van Hollandt, om hen daarna te doen draven zoo Vrankrijk wil, of anders hun quaad te doen. Dat zijn de streken van dezen tijdt.