eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    741

    6574. 1643 december 5. Aan N. van Reigersberch.1

    De heer Reigersbergen berigt zijn zwager ook2 ... in 't brede zijn wijdtloopig gesprek met den heer Godefroy,3 die hem naaukeurig en vrijmoedig wegens verscheidene zaken aangaande de regering en gesteltenis dezer landen had gevraagt en tevens getoont van vele dingen reeds onderrecht te zijn, zichzelven ook op vele stukken die den staat van Vrankrijk raakten verklarende, alsmede over den toestant der bijzondere staten van Europa en den handel, te Munster aan te gaan. In 't antwoordt dat De Groot hierop aan zijn zwager ook in 't brede zond, leest men:

    Dat Vrankrijk naar een tresves hake gelove ik, en heb dat lang gemerkt.4 Van Zweden weet ik dat men daar liever een vrede zal hebben, alzoo het bestant voorts afsnijdende van de onderstant-gelden ons zoude lastig zijn en laten in een ongerusten en kostelijken stant. 't Is waar dat het verbond tusschen de twee kroonen duurt tot den vrede of bestant, maar in de keur van de twee heeft Zweden zooveel te zeggen als Vrankrijk.

    't Zal mij lief zijn dat op de ceremoniën tusschen Vrankrijk en de Vereenigde Nederlanden een vasten voet worde gemaakt;5 Zweden zal zich gaarn daarnaar voegen, etc. Die van Rotterdam in 't méér doen dan andere steden hebben waarschijnelijk gelet op den Bordeeuwschen handel. Monsieur d'Avaux is overal zeer punctueel geweest, 'twelk hem in eenige handelingen gehindert heeft. Ik meen niet dat de naam van plenipotentiaris voorrecht geeft boven den naam van ambassadeurs.6 De handeling die de Fransche gezanten in Hollandt meenen te doen, is van geen kleine aangelegehtheit, etc. Ik zie klaarlijk dat men vanhier besloten heeft geld te geven aan degenen die 't meeste credyt hebben in de Vergadering van Hollandt, om hen daarna te doen draven zoo Vrankrijk wil, of anders hun quaad te doen. Dat zijn de streken van dezen tijdt.

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 350. Mogelijk tezamen met no. 6575. Antw. op no. 6552.
    2 - In zijn brief van 23 november 1643 (no. 6552) was Grotius' zwager uitvoerig ingegaan op de Haagse ontvangst van de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien, graaf van La Roche-des-Aubiers.
    3 - Volgens Brandt-Cattenburch zou Nicolaes van Reigersberch in dezelfde brief ook melding hebben gemaakt van het beleefdheidsbezoek dat het delegatielid Théodore Godefroy kort na diens aankomst in de Republiek (15 november) aan hem had gebracht; zie nos. 6470, 6488, 6540 en 6567.
    4 - De Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’ werd door de Franse regering gezien als een effectief middel om de Staten-Generaal af te houden van onderhandse vredesbesprekingen met Spanje; vgl. de op 30 september 1643 vastgelegde instructie voor de buitengewone Franse ambassade naar Den Haag in Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 139-149.
    5 - De kwestie van de ‘eer ende tytulen’ bracht Théodore Godefroy ter sprake in een memorandum: ‘De l'accommodement qui se peut faire pour les déférences d'honneur aux ambassadeurs des Etats Généraux des Provinces Unies des Pays Bas par les ambassadeurs de France’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. XXXIX, en Lettres Mazarin I, p. LXXXVII-LXXXVIII).
    6 - De Franse gevolmachtigden waren ontstemd over het uitblijven van Staats ceremonieel tijdens hun doorreis van Dordrecht naar Den Haag.