eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    3943. 1639 januari 22. Aan N. van Reigersberch1.

    Myn Huisvrouw neemt by tydt en wylen wat tydts om haar Historie te dicteren2.

     

    Voor de Vereenigde Nederlanden moet genoeg zyn, te konnen behouden, dat zy in onze werelt, in Oostindië, Guinea en Brasyl bezitten. De Koningen wel eenigzins, maar vooral de Republyken moeten een maat stellen aan hare begeerlykheit.

     

    Maar Richelieu is de eenigste mensch, die Vader Joseph3 beklaagt. Hy heeft aan hem een groot Meester verloren van zyne fyne streken en konstgrepen. De Kapucyn dacht weinig tydt voor zyn dood zich te doen verheffen tot Aardsbisschop

    52

    van Reims. Hy heeft veel tot nadeel van het Huis van den Palts bestaan om den Hartog van Beieren4 dienst te doen. De Engelschen verheugen zich in zyn dood, uit vermoeden dat hy de beroerten in Schotlandt onder de hand styfde, gebruikende daar toe, gelyk naderhant bleek, een anderen Kapucyn genaamt Hyacinth5 zynen vertrouwden6.

     

    Ik laat niet na, zoo daar in als in alle andere gevallen het best te doen, en zoo men zeit een oog in 't zeil te houden.

    Notes



    1 - Gedeelt. gedr. Brandt-Cattenb., Leven II, p. 208; 188; 227. Antw. op no. 3924; beantw. d. no. 3955?
    2 - Nadere gegevens hieromtrent zijn mij niet bekend.
    3 - François Leclerc du Tremblay -père Joseph-.
    4 - Maximiliaan I.
    5 - Hyacinthe Kerver.
    6 - Vergelijking met een mededeling van gelijke strekking in de brief van 22 januari (no. 3941) aan Axel Oxenstierna doet vermoeden, dat dit fragment stamt uit een - verloren geraakte - brief van dezelfde datum aan Nicolaes van Reigersberch, temeer daar deze datum past in de wekelijkse berichtgeving van Grotius aan zijn zwager.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]