eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    3955. 1639 januari 31. Van N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Ick kan met uEd. gelooven, dat den hertoch van Weymaren2 sijne reyse naer Paris niet en sal verhaesten, hoewel den heer van Oosterwijck3 ende andere spreecken, alsoff sijne Hoocheyt al op commenden wech waren. Indien den generalen vrede niet eer sal werden gemaeckt, voordat de particuliere interesten van eenyge, die veel tot het oorloge contribueren, sulcx can lijden ende wij int particulier, gelijck weynych apparentie heeft, niet mogen handelen, soo waer het meer als tijt, dat met goede menagie ende verminderynge van lasten de costen met het innecomen soo werde gebalanceert, dat het ruïneuse middel van negotiatie eens mochte cesseren, hetwelck nu is, op hope dese lasten niet lange sullen werden gedragen, het eenyge refugie om in tijt van noot middelen te vinden sijnde de heeren Staten noch over vier dagen gescheyden sonder ander ordre tegens de groote ver-

    71

    lopen te hebben gestelt als lichtynge van sevenmael hondertduysent guldens. Den 22 Februari commen wederom de steden bij den anderen, wanneer verder sal werden geresolveert op het projet tot secours van de Westindysche Compangie gemaeckt bestaende daerin, dat de participanten, mits daervoor genietende intrest tegens den penynck sesthiene, haer capitael souden verdubbelen ende den staet iaerlijckx deselve subsidiëren met vijffmael hondertduysent guldens, hetwelck apparent is te sullen werden bij de bewinthebbers geaccepteert, indien het lant gelijck somme van vijffhondertduysent guldens tot subsidie benevens het verdubbelen van sijn capitael bereyt is bij avance te presteren.

    Hoe het in Brasil staet, wacht men voor Maert geen tijdyngen.

    Van de lantgravinne4 is niet goets te hopen, maer met groote reden te vreesen, dat al haer volck ende plaetsen daermede beseth in des keysers5 handen sullen werden gelevert, soo seer gelooft men Milander6 het hooft daernaer hanckt.

    Int lant van Luyck grasseren de Picolominise7 troupes, die haer alreede meester hebben gemaeckt van eenyge forteressen met apparentie, dat de Spaense, die veel volckx hebben ontrent die quartieren, letten, off door de dissensiën in de stadt van Luyck eenych voordeel connen doen, waerop achte staet te nemen bij de nabuyryge, die haer daerbij vinden geïnteresseert, gelijck hier niet sal werden versuympt sooveel de ongelegentheyt ende distantie kan lijden.

    Tot de accommodatie van het different tusschen Schotlant ende Engelant heeft men nu hier beter opinie, tonende den conynck8 genegentheyt om de Scotten sooveel mogelijck toe te staen, die totnochtoe het eene uyt het andere hebben gefileert. Maer de groote onttrecken haer allenskens ende stelt den conynck hem in beter postuyre.

    Verscheyde officieren wt dese regimenten sijn bij sijne Mteyt ontboden, daeronder eenyge van groote ervarentheyt, ende hoewel hier nergens in wert versuympt, daermede men meent sijne Mteyt contentement te connen doen, soo is nochtan(s) het ongeluck van desen staet ofte de affgunsticheyt van eenyge tegens deselve soo groot, dat men om de regieryng, als de Scotten favoriserende, te suspecteren daertoe gebruyckt pretexten, die soo verde werden gesocht, dat men het publyck imputeert particuliere contracten van coopluyden, die musquetten van onbehoorlijck qualibre hebben gelevert, alsoff hetselve met intentie van de regierders ware geschiet om de conynckx wapenen daerdoor eenych onheyl te veroorsaecken.

    In Vranckerijck sage men garen gesanten derrewaerts werden gesonden om op den voet, voor desen bij den heer Vosbergen9 in het voorleden iaer gebruyck, eenyge nader alliantie tot directie van de gemeene wapenen te besluyten, maer het schijnt hetgene te handelen soude mogen sijn beter geoordeelt wert hier als in Vranckerijck geschiede ende dat men volge de methode van de crone van Sweden, dat met manquement van betalynge oock alle obligatiën cesseren. Somyge meenen

    72

    den heer Knuyt10 daer anders heeft doen hopen ende alreede instantie is gedaen, dat op die beloften verder werde gegaen, maer niemant heeft kennisse daertoe last is gegeven; wat daervan is, sal sijnselven nader ontdecken.

    Niettegenstaende alle devoiren bij den heer Spierynck11 gedaen heeft de vergaderynge van Hollant niet verder consent als voor een halff iaer subsidie willen dragen, waer in Amsterdam niet anders als op welgevallen van sijne principalen heeft geaccordeert, welcker adveu totnochtoe niet ingeschreven en is, ende de resolutie al sijnde gearresteert is den heer Spierinck niet van meenynge deselve verder te accepteren als om aen de rijxraden te senden hebbende sijne Gestreng. geen last om hem daermede te laten contenteren, soodat ick vreese uEd. wt dat middel niet sal connen werden geholpen. Desen naermiddach met Aelianus12 daervan willende spreecken vont ick meer geselschap, soodat ick mij niet verder informeerde dan off hij uEd. selffs van alles soude schrijven, waervan mij verseeckerende sal ick in die materie niet verder treden.

    Tot Rotterdam wert morgen de leste plaetse van de vier affgestorven vroetschappen13 vervult; ick verwachte oock dat nevens de twee voorgaende genomineerde14 een derde15 sal werden gevoucht, die uEd. niet min gunstych sal sijn. Soo haest ick kan vernemen mijn presentie daer dienst kan doen, wil ick dat werk hervatten ende garen sien, wat ick door den heer Vlamynck16 tot recouvrement van de papieren kan doen.

    De straetgeruchten van den heer Camerarius17 heeft men mij willen asseureren dat niet sonder reden werden gehouden ende dat men in een weecke twee, drie bevinden sal dat sijnen dienst bij de crone Sweden niet verder sal werden gecontinueert. Aelianus pretexeert ignorantie. Die mij dit advis in confidentie heeft gegeven meende Smalzius18 aldaer was gecommen met niet ander dessein, maer dat uEd. met goet beleyt ende courage dien slach hadde gebroocken. Dan die luyden hebben haer eygen speculatiën, sonder andere informatie, alsdat sij meenen de jalousiën van die natie tegens de wtheemse seer groot te wesen. De ordre off disordre in de betalynge sal ons claerder doen sien, want met te groote achterstallen men de ministres selver de lust soude connen doen vergaen.

    Jansonius19 is hier ende hoewel ick hem selffs niet hebbe gesproocken, soo ben ick van den rentmeester Doubleth20 onderricht, dat hij niet scrupuleux en is

    73

    om van uEd. loffelijck te spreecken ende de remonstranse schrijvers liberalijck te prijsen. Ick sal bij occasie sijne kennisse soucken.

    Van den generael Bannier21, die over de Elve is, verwacht men wat groots.

    Desen lesten Ianu. 1639.

     

    Desen middach ontrent een uyre is hier overleden den heer oversten Hogendorp22 van een groote gheelsucht gecauseert wt melancolie, gecauseert, soo sijne Gestreng. aen verscheyden heeft verclaert, door het different, daerin hij sonder sijn schult met den hertoch van Weymaren in was geraeckt. Tot executeurs van sijn testament heeft hij geordonneert den heer Spierynck ende mij, die hij seer heeft gerecommandeert, dat sijne kinderen in de gereformeerde religie souden werden opgevoet. Het was een persoon capabel om dienst, indien Godt hem het leven hadde gegunt, te doen. Den heer Spierynck toont sensibel te sijn over het verlies van soo een vrient ende, alsoo ick bij die occasie uEd. saecken van nieuws recommandeerde, verclaerde mij geen recommandatie van doene te hebben, badt uEd. noch een weynych wilde patiënteren. Naer ick meen sal het op het Hollants gelt aen moeten commen.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.

    In dorso schreef Grotius: 31 Ian. 1639 N. Reigersberg.

    En boven aan de brief: Rec. 17 Febr.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M14. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 503. Antw. op no. 3943?; tesamen met no. 3966 beantw. d. no. 3985.
    2 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    3 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, Staats gezant te Parijs.
    4 - Amalie Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin-regentes van Hessen-Kassel.
    5 - Ferdinand III.
    6 - Peter Melander, graaf van Holzapfel.
    7 - Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi.
    8 - Karel I van Engeland.
    9 - Caspar van Vosbergen.
    10 - Johan de Knuyt had in 1638 een diplomatieke missie naar Frankrijk vervuld; zie bijv. dl. IX, p. 594 en p. 697.
    11 - Petter Spiring Silvercrona, agent en raad van financiën van Zweden.
    12 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona.
    13 - Pieter Foppen van der Meyden, Jacob Andriesz. van Goch, Henrick van den Heuvel en Nicolaes Cornelisz. Puyck.
    14 - Mr. Johan van der Meyden en Cornelis Arckenbout, gekozen resp. 17 januari en 24 januari 1639.
    15 - Egbert Jacobsz. van der Heul, gekozen op 31 januari 1639.
    16 - Dirck Cornelisz. de Vlaming van Oudtshoorn (1574-1643), gecommitteerde raad.
    17 - Ludwig Camerarius, ordinarius Zweeds gezant in Den Haag.
    18 - Peter Abel Schmalz.
    19 - Samson Johnson, hofpredikant van de koningin van Bohemen.
    20 - George Rataller Doubleth (1600-1655), rentmeester van de Espargne.
    21 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    22 - Gijsbert van Hogendorp. Hij werd op 9 februari 1639 in de Groote Kerk te 's-Gravenhage begraven.