eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    300

    4092. 1639 april 30. Aan N. van Reigersberch1.

    Mevrouw de Hartoginne van Chaulnes2, dezer dagen komende van St. Denys naar Parys, zyn haar bejegent zes personen gewapent en gemasquert en hebben door het portier, en daar na door het opperste van de koets geschoten, om de koets te doen stil houden: dezelve stil staande zeiden de vrouwen, die by haar waren, dat zy haar paerlen zouden geven om het gevaar te ontgaan. Zy zeide, dat zy wel wist dat het om de paerlen niet te doen was, maar om haar persoon. Ten zelven tijde een van de vermomden, hebbende een vlessche met eenig sterk water in de hand, brak den hals der vlessche, en schoot het water naar der Hartoginnes aanzicht, 't welk zy afkeerde met haar hand, dewelke als haar aangezicht zeer qualyk is gehandelt. Myn Heer de Kardinaal3, - die sommigen zeggen dat op haar verlieft is geweest - heeft haar doen weten, dat zoo zy weet wie de oorzaak is, dat hy streng recht wil laten doen. Zy zeid geen recht te begeren.

    Notes



    1 - Gedeeltelijk gedrukt in Brandt-Cattenb., Leven II, p. 214. Antw. op no. 4076; beantw. d. no. 4102?
    2 - Charlotte-Claire-Eugénie d'Ailly, hertogin van Chaulnes. Over dit geruchtmakend incident, dat voorviel op 19 april 1639 zie men ook de Gazette de France, dd. 14 mei 1639, no. 59, p. 264 en Tallemant des Réaux, Historiettes (éd. A. Adam), II, p. 306 vv.
    3 - Richelieu.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]