eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4102. 1639 mei 9. Van N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Hoe ick meer de werelt doorsien, hoe ick meer gelove, dat alle groote deurgaens sijn van één fatsoen, alleen letten (?) beginnen ende eyndigen van haerselven ende niemant soo veel en achten, dat sij darom haer voornemen van groter te werden, daertoe sij altijt trachten, souden willen veranderen ende niemant verder en estimeren als hij haer dienstych wesen kan, oock niemant verder en vreesen dan hij haer hinderen kan; ende darom is mijn gevoelen, dat beter is bij deselve een ontfangen leet te dissimuleren quam illud assequi, ut palam fiat quibus rebus

    314

    impares simus, bijsonder dewijle daerdoor best occasie kan werden gevonden om sijn leet te boven te commen. Dat is noch mijn opinie gelijck mede, al heeft het geen apparentie dat daerop houft te werden gedacht, dat alle retracten soo veel mogelijck behoren te werden gehouden ende daerbij persistere ick voor duplycke, uEd. voorts bedanckende van de continuatie van uEd. milde mededeelyngen, die ick voortaen sal gebruycken naer ick oordeele dat dienst connen doen.

    Dat tot Dunckercke met de Spaense scepen niet alleen gelt, maer oock volck wert verwacht is seecker sijnde de cleederen alreede voor hetselve daer gereet. Maer in Engelant wert door den ambassadeur van Spaengiën2 gehandelt, soh sc[r]iift den ambassadeur3, om hetselve gelt ende volck met securiteyt in Engelse scepen off onder Engels convoy over te brengen, in welcken gevalle den admirael4, die in zee daer mede tijdynge van heeft becommen, garen soude wesen onderrecht, hoe hij hem tegens de Engelse soude hebben te dragen, waerop de antwoorde niet difficyl behoort te vallen, hoewel Gentilis5 cap. 9 in Advocatione Hispanica het anders schijnt te verstaen. Den gemelten admirael schrijft, dat hij al drientwintich scepen bij hem hadde ende daermede gynck naer Engelants eynde, soodat groote hope is van die kant.

    Te lande oordeele ick met uEd., dat dit iaer, mits het verloop in Piedmont, weynych op de frontieren van Spaengiën ofte Vlaenderen te doen sal vallen. Evenwel spreeckt men hier van int velt te gaen ende haest, hetwelck oock nodych wesen sal, al ware het sonder intentie van yet aen te grijpen, om alsoo door diversie onse geallieerde te soulageren, die beter connen werden geholpen als den viant onse scepen aen alle oorden vreest, dan dat wij voor een plaetse liggen gecampeert. De heeren Staten tonen haer ernst het verschaffen van gelt tot den optocht nodych.

    In de Sweetse saecke is noch niet verder gevoordert; den heer Spierynck6 hem niet contenterende om te vervolgen de avance van de ses geconsenteerde maenden solliciteert consent tot ses andere, daerdoor het eene met het andere difficylder wert gemaeckt. Iovinianus7 recommandeert het eerste, waertoe een van Numerianus'8 volck hem heeft geseyt de hant te willen houden, hoewel Scarinus9 niet bekent en maeckt Golilas10 daeraen is gelegen, hetwelck hij totnochtoe niet goet heeft gevonden. Gert11 meene ick desen morgen met ernst te

    315

    spreecken, maer wat sal het baten soo lange niet is geprovideert? Ende in der waerheyt soo sleept die saecke te lange tot ten grooten schade ende dangier van die het raeckt, waerop ick blijde ben dat Golilas voor het toecommende sal letten sijnde niet altijt apparent, dat Vilmerus12 h(u)lpe sal connen bieden.

    Dus verde geschreven hebbende ben ick geweest bij Aelianus13, die mij seyt den persoon, die hij bij Sophi14 hadde gesonden15, wederom is gecommen ende goede tijdynge brengt van Felix16, dat is, dat hij de helft van sijn achterstellen sal vinden bij den heer Spierynck wt de subsidiën bij de heeren Staten-Generael te betalen ende de ander helft van den heer Salvius17 wt de penyngen, die Vranckerijck in Mey ofte Iuni sal betalen.

    Nader daerop insterende repeteerde wel hetselve, doch begeerde niet, dat ick uEd. soude schrijven sooveel Salvius aengaet van sijn Gestreng. te hebben verstaen, maer alleen soude aenroeren als van een ander gehoort, soodat ick mercke daerin vacilleerde ende geen vasticheyt kan sien, waeraen wij ons sullen hebben te arresteren. Evenwel sal uEd. wel doen als uyt sijn selven bij den heer Salvio te vernemen hoe het daermede staet, opdat geen verder tijt in onseeckerheyt werde verloren.

    Met monsieur Heufd18 seyt te wesen verdragen, dat, soo haest de croone Sweden de reeckenynge approbeert, monsieur Heufd oock van gelt, al is het niet ontfangen, scheyden sal. De assignatie op het subsidie van Vranckerijck hout hij voor de beste. Dock alles is maer voor het gepasseerde, vragende voor het toecommende antwoort met wel yet seeckers als mondelynge met den heer rijxcancelier19 daerin te connen constitueren, dat evenwel wederom een in Sweden sent ende aenneempt sorge daervoor te willen dragen. Doch daerop alleen sal het niet moeten aencommen, want dese difficulteyten geschapen sijn te groijen.

    Den heer Spierynck heeft voor woensdach commende sijn Hoocheyt20 te tracteren met een van de gedeputeerde ter Generaliteyt uyt elcke provintie ende daerbij eenyge van de hooft-officieren, deselve met vier weecken te vereeren ende de gemeente eenyge oxhooffden wijn wt te doen scheynken tot vierynge over de groote victorie bij den heer generael Bannier21 becommen, welck huys, als egalerende in het rijck van Sweden dat van de Oxensterns, sijn Gestreng., soo ick mercke, met dese actie souckt te obligeren ende sijn selven daerbij oock wel te stellen, die twee van de hare hebben onder de vijff22 die het rijck nu regieren.

    Wat mij voorgecommen was van den tour, die aen den heer Ionsson23 alreede

    316

    was gespeelt ende men voor hadde noch te spelen, hebbe ick uEd. over acht dagen geschreven24 ende mede wat consideratiën ick daerin hadde, maer verder resolverende den gemelten Iansson, gelijck mij docht door de vrienschap, die uEd. mij hadde gerecommandeert ende die ick als een christen aen een vremdelynck schuldych was, alles bekent te maecken, is het soo gevallen, dat hij preoccuperende den heer rentmeester Doubleth25, soo hij daertoe bij hem quam, verhaelde de heele historie van de aenspraecke bij Rivet26 aen de coninginne27, die Ianson sulckx hadde bekent gemaeckt, gedaen ende hoe hij Rivet met goetvinden van de coninginne daerover heeft aengesproocken ende niet min c(on)fuys gemaeckt als ick in uEd. regardt in presentie van den ambassadeur van Polen28 dede, waermede, alsoo Rivet bekent te verde te hebben gesuspiceert, den slach, die sij voorhadden, ick meene sal wesen gebroocken. Den heer Iansson heeft van alles den heer aertsbiscop29 geadviseert ende in forme, gelijck het schijnt aengeleyt te sijn, om sijne Eminentie daermede bij reflexie te quetsen. Het schijnt mede den heer aertsbiscop, naer luyt de brieven, die den heer Iansson daervan heeft, van yemant anders uyt dese quartieren al te voren van dien aenslach was geadviseert, van alle hetwelcke uEd. de particulariteyten ex authentico sal connen hooren, warom ick mij daertoe sal relateren, gelijck mede tot hetgene uEd. bij den heer Spierynck sal werden geschreven30 aengaende de omstandycheden van de victorie van den heer Bannier.

    Wt Engelant hebben wij niet als dat alles ontrent den conynck31 seer dier is ende een voer hoy sessendertych guldens wert vercocht.

    Op de ambassade naer Polen ende Denemarcken32 sal dese weecke werden geresolveert ende mogelijck dat elck conynck33 dinstinctelijck sal werden besonden, alsoo den conynck van Denemarcken wert geseyt niet goet te vinden dat en passant soude werden aengesproocken.

    Vandage hebbe ick hier en passant gesproocken commende van Hamburch naer Vranckerijck, Asterius34.

    Monsieur de Strada35 maeckt het leger in Picardiën groot ende seyt nu is aen het marcheren naer den viants lant; waermede sal eyndyngen, alleen hierbij

    317

    vougende, dat voorleden saterdach in de Mase is gebracht een Spaens scheepken36 gemonteert met 12 stucken, hetwelcke naer Canariën soude voeren een cruysheer37 met 9 geestelijcke, maer alleen gemant sijnde met XV Spaengaerts; hebben 12 Nederlanders die lange in Spaengiën gevangen hadden geseten ende op dit schip waren gestelt tot assistentie van de Spaengaerts hetselve in de see vermeestert, waerdoor de geestelijck(en) van hare reyse verde sijn versteecken ende de Spaense te meer in diffidentie gebracht van ons volck niet te gebruycken. Van Constans'38 reyse ben verwondert niet te horen.

    Desen 9 Mei 1639.

     

    Ick hadde vergeten te seggen, dat hier advysen commen, met wat fondament weet ick niet, dat den marquys van Brandenburch39 de Cleeffsche landen aen den conynck van Spaengiën40 soude hebben vercocht voor sevenhondertduysent; distintelijck wist men niet te seggen, off rijxdaelders off cronen, ducaten ofte, dat seer veel schilt, pistolen.

    Dat de cancelerie van de Pals haer style van cancelerie heeft verandert ende in plaetse van te voren den naem van Spaengiën nu gebruyckt die van den keyser41, gelooven die van het huys van den cheurvorst42, ende meenen somyge, dat is om Spaengië, die met Engelant wercken wil, min obstacel te geven.

    Dat den cardinael-infante43 Piccolomini44 met sijn volck oock assistentie van andere officieren aen den conynck van Engelant heeft gepresenteert, schrijft de heer Ioachimi mede uyt Engelant, ende heeft desen Staet om het regiment van den heer Coryn45 niet te ontblote(n v)an al sijn officieren eenyge aen den conynck moeten excuseren; soo souckt men ons qualijcker te stellen.

    Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 16 Maij.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK, K73e. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 554.
    2 - Don Alfonso de Cardenas, Spaans resident in Engeland.
    3 - Albert Joachimi, heer van Hoedekenskerke, Staats gezant in Engeland. Zie voor de bedoelde brief Addenda. De woorden: ‘soh ... ambassadeur’ staan in de tekst in cijfer: 2.20.100. 33.12.6.1100.5.32. 121 met op de voorlaatste plaats een codeteken dat niet in druk is weer te geven. In margine staat met andere hand: soh sc(r)yft den ambassadeur.
    4 - Maerten Harpertsz. Tromp.
    5 - Alberico Gentili (1522-1608), Italiaans jurist, schrijver van Alberici Gentilis Ivriscons. Hispanicæ Advocationis Libri Dvo. Ad Illustriss. Excellentiss. Dn. Don Baldassarem, A Zvnica, Cathol. Maiest. Legatvm. Cum Indice Capitum, Rerum & Verborum. Hanoviæ, Apud hæredes Gvilielmi Antonii, M.DC.XIII.
    6 - Petter Spiring Silvercrona.
    7 - Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch.
    8 - Codenaam voor Amsterdam.
    9 - Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch. Grotius heeft er boven geschreven ‘N. Reig.’.
    10 - Pseudoniem van Grotius. Hij heeft er boven geschreven ‘H. de Groot’.
    11 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona. Grotius heeft er ‘Sp.’ boven geschreven.
    12 - Vilmerus = Vilmarus, codenaam voor Staten-Generaal; Grotius heeft er ‘St. Gen.’ boven geschreven.
    13 - Schuilnaam voor Petter Spiring Silvercrona.
    14 - Codenaam voor Zweden.
    15 - Niet geïdentificeerd.
    16 - Pseudoniem van Grotius.
    17 - Johan Adler Salvius, Zweeds gezant te Hamburg.
    18 - Johan Hoeufft, bankier te Parijs.
    19 - De Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna.
    20 - Frederik Hendrik; zie no. 4083, p. 285 n. 1.
    21 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    22 - Gabriel Gustavsson Oxenstierna, Jacob de la Gardie, Karl Karlsson Gyllenhielm, Gabriel Bengtsson Oxenstierna en - als plaatsvervanger van de rijkskanselier - Axel Banér.
    23 - Samson Johnson, hofpredikant van de koningin van Bohemen; zie no. 4093, p. 303 n. 3.
    24 - No. 4093.
    25 - George Rataller Doubleth (1600-1655), rentmeester van de Espargne.
    26 - De theoloog André Rivet.
    27 - Elisabeth Stuart, gewezen koningin van Bohemen, weduwe van de in 1632 overleden Winterkoning, Frederik V van de Palts.
    28 - Andreas Rey. Hij had in 1637 de Republiek bezocht; zie dl. VIII, p. 760 no. 3366.
    29 - William Laud.
    30 - No. 4103.
    31 - Karel I.
    32 - Zie no. 4093, p. 302 n. 3.
    33 - Wladislas IV (VII) van Polen en Christiaan IV van Denemarken.
    34 - Codenaam voor ‘Stella’. Grotius heeft er boven geschreven: ‘Stella’. Bedoeld wordt Johannes Tilmanus Stella, secretaris van Claude de Mesmes, graaf van Avaux, Frans gezant te Hamburg.
    35 - Godefroi d'Estrades.
    36 - Courante uyt Italien ende Duytschlandt, &c. 1639. no. 20: ‘Wt Rotterdam den 10 May. Eergisteren is alhier opgebracht een Prijse, gemonteert met 16 stucken, meest Metael, gheladen met Oly, Rosijnen ende andere Coopmanschappen: Dito Prijs is van Napels na de Canarische Eylanden gevaren, ende aldaer gehuyrt wesende van den Heer Generael Don Louys Ferdinando de Cordua, Gouverneur van den Coninck van Spaengien over de voorsz. Canarische Eylanden om hem van Tenerif na eenighe andere plaets te vervoeren, zijn met hem inghegaen verscheyde Gheestelijcke personen ende andere, tot in de 30 met veel Bagagie: De Matrosen op 't selve Schip zijnde 12 in 't getal, resolveerden op hare reyse 't Schip te vermeesteren, ende voor goeden Prijs in dese Landen te brenghen.’
    37 - Don Luis Fernández de Córdoba y Arce.
    38 - Pseudoniem van Maria van Reigersberch.
    39 - Friedrich Wilhelm van Brandenburg (1620-1688).
    40 - Philips IV.
    41 - Ferdinand III.
    42 - Karl Ludwig van de Palts.
    43 - Don Fernando.
    44 - Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi.
    45 - George Goring.