eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    122

    5630. 1642 maart 5. Aan [S.] Rosenhane.1

    Nobilissime domine,

    Ex literis Nobilitatis vestrae datis Decembre anni exacti2 gaudens cognovi bonam eius valetudinem et incolumem apud eam memoriam nostri, dolens vero fortunam non votis et meritis respondentem. Morosa est domina, cuius asperitates patientia vincendae sunt. Nobilissimis dominis Bonde3 honores adeptos gratulor. Vestrae vero Nobilitati nihil unquam tam magnificum eveniet, ut non ego maiora ei sim optaturus. Et ne votis tantum amicum agere existimes, si quid opera mea conferre ipsi possit, non sim futurus cessator. Apud vos conventum Regni Ordinum4 esse audio. Is utinam nos ad pacem ducat, quae me quidem iudice triumphis innumeris potior.

    Deus, in cuius manu sunt corda regum, respiciat clemens orbem christianum idemque Nobilitatem vestram servet propitius,

    Nobilitati vestrae ad omnia obsequia addictissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 24 Februarii/5 Martii 1642.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Rosenhan.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 705 no. 1557. In de uitgave der Epist. is niet vermeld, aan wie van de drie broers Rosenhane deze brief is gericht. Gustaf Rosenhane, wiens brief van januari 1642, no. 5547, door Grotius werd beantwoord op 22 maart, lijkt als geadresseerde niet in aanmerking te komen. Zijn broer Schering Rosenhane (1609-1663) was gouverneur van Östergötland, en werd in 1642 Zweeds resident in Munster; hij was aan Grotius mogelijk al bekend sinds 1630, toen hij Parijs bezocht. De derde broer Johan Rosenhane (1611-1661) had de latere Karel X van Zweden als hofmeester vergezeld tijdens diens ‘tour’ door Europa, bij welke gelegenheid hij in 1639 een ontmoeting had met Grotius; zie dl. X-XII, Register i.v. (BLS XII, p. 218-228).
    2 - Ontbreekt.
    3 - De broers Gustav (1620-1667) en Krister (1621-1659) Bonde, oomzeggers van Axel Oxenstierna (SBL V, p. 339-355). Gustav werd in deze tijd bij de rijkskanselier aanbevolen voor een plaats in de kanselarij, terwijl Krister eind 1641 assessor in het Bergskollegium werd (Oxenst. Skrifter 2. afd., XI, p. IV en p. 109).
    4 - Bij het schrijven van deze brief was de rijksdag te Stockholm juist beëindigd.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]