363
Ik moet alleen eenige bijzonderheden melden uit de brieven van de Groot, die geduurende deze drie maanden zich toonde met de berichten wegens den heer de Thou zeer begaan te zijn, zoo om de naauwe vrindschap met hem zelf onderhouden, als die hij genoten had van zijnen vader, den zeer vermaarden heere Jacobus Augustus Thuanus. Nadat hij den negenden van Oogstmaandt aan zijn zwager geschreven had:
's Konings broeder wil niet geconfronteert zijn en blijft te Nissy.2 De advocaten van den koning, in tegenwoordigheit van den koning ondervraagt zijnde, zeggen dat zijne verklaring kragt heeft ad torturam zonder confrontatie, tot de pijnbank zonder tegenhoring.
De koning, niet wel zijnde, neemt zijn divertissement met konfituren te maken. De Noyers3 pelt de pruimen.