eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6206. 1643 mei 9. Aan N. van Reigersberch.1

    Bij dezen brief [van 2 mei; vgl. no. 6198] moet ik een gedeelte voegen vanden volgenden, geschreven aan denzelven heer Reigersbergen, den negenden derzelve maandt:

    253

    Het lichaam van den kardinaal, zooveel ik kan verstaan, is noch, doch heimelijk, besloten in de Sorbonne,2 't gerucht van 't overvoeren in de Bastilje zijnde bij die van de Sorbonne uitgestroit om de gemeente vandaar af te keeren. De hartoginne van Esguillon doet haar huis en de omleggende huizen bewaren met musquettiers. Onlangs zijn van 's konings wegen aangetast vierhondertduizent kroonen, dezelve hartoginne toebehorende en berustende onder een koopman. Men eischt haar noch zooveel, omdat zij vergeten is in de taxe des aides.3 Hierover heeft zij haar klagte gedaan aan de koninginne, die gezegt heeft dat zij mede vele zwarigheden heeft gehad en altijdt haar toevlucht heeft gehad door gebeden tot God, dat zij niet magts genoeg had in Vrankrijk om te doen dat op haar wierd verzocht. De prins van Condé, als zijn zoon hebbende gegeven aan een dochter van de Bresé, doet wat hij kan om dat huis en andere, daaraan vast zijnde, ook alle de gouverneurs, die vele zijn en door de omstooting van het huis van den kardinaal de hunne vreezen, staande te houden.4 Bij 't register van de Bastilje blijkt dat de kardinaal geduurende den tijdt zijner bediening daarin heeft doen stellen gevolgelijk tweeduizentvijfhondert persoonen.5

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 340.
    2 - Het volk misgunde de ‘grote kardinaal’ zijn eeuwige rust in de Sorbonne; vgl. no. 6198.
    3 - Richelieu had zijn lievelingsnicht Marie-Madeleine de Vignerot, hertogin van Aiguillon, bovenmate begunstigd. Vijf miljoen ponden zou zij verstopt hebben in het klooster van de Carmelieten in de rue Chapon te Parijs (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 36-38).
    4 - De zoon van de prins van Condé, Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, was in februari 1641 in het huwelijk getreden met een nicht van Richelieu. Aan de vooravond van de huwelijksplechtigheid werden hij en zijn bruid Claire-Clémence de Maillé-Brezé door oomlief verrast met een forse bruidsschat en de mededeling dat zij in de toekomst geen recht meer mocht laten gelden op zijn nalatenschap (Aumale, Histoire des princes de Condé III, p. 439). Vanzelfsprekend schakelde de familie van de bruidegom de beste advocaten van het land in om deze beschikking zo spoedig mogelijk ongedaan te maken (Tallemant des Réaux I, p. 308-309 en p. 984-988, en J. Bergin, Cardinal Richelieu; power and the pursuit of wealth, p. 264-270).
    5 - Dit bericht komt ook voor in de brief aan [P. Spiring Silvercrona] dd. 9 mei 1643 (no. 6207).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]