eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    315

    6810. 1644 april 11. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Hierneffens oversende u. Exc.tie de declaratie van haere conincklijcke Mayesteyt, onse aldergenaedigste coniginne, aen haere onderdanen en ingesetenen noopende het onrecht haere Mayesteyt van den coning van Dennemarcken aengedaen.2

    Den heere generael Torstenson heeft sijn hooftquartier noch te Hadersleven, ende op Fuinen niets geattenteert,3 doch laet noch alderhande praeparatoria maacken. General-major [Coningsmarck] is noch te Halberstad ende sijne troupen avanceren nae Leipsigh.4 Hem is opgedragen 't generalaet over de landen Saxen en Westphalen. General-major van Glas, die sijn volck met des oversten Rijckwalts troupen geconjungeert heeft, gaet nae Silesiën tegens de keysersche,5 om also onderscheidene diversiën te maacken. Bij Eglenfehr6 hebben sich ettelijcke Deensche schepen met volck gepresenteert en aen lant willen setten, maer een squadron van des paltsgraven regiment7 op hun avanceerende ende op de schepen vuir gevende, hebben sij moeten retireren en sijn tamelijck beschaedigt geworden. Te Kiel word een magasin opgericht, ende word het slot te Flensburg sterck gefortificeert. Die van Gluckstad, sijnde op partij wtgeweest,8 hebben 70 Sweedsche ende 100 paerden gevangen binnengebracht. De prince van Dennemarcken is met eenig volck, doch weinig, in Schoonen om daer ordre te stellen. Nu segt men dat daer eene rencontre is voorgeloopen, waerinne de Deensche souden ondergelegen hebben. De seeckerhijt sal ons den tijt leeren, dit word ons van Hamburg9 geschreven. Den coning van Dennemarcken bevint sich noch in Zeelant,10 laet clijn silvergelt munten, daerop hij slaen laet: iustus Iehova iudex.

    316

    Wt Ungeren hebben wij dat Ragotski Cassau, een importante plaetse aen een riviere gelegen, soude ingenomen11 ende andere steden berent of belegert hebben; is meester in 't velt ende gans Over-Ongeren in sijne devotie.12 De keysersche troepen en connen door de wintersche wegen noch niet voortcoomen om tegens hem te trecken. General-major Cracau is in plaetse van Bucheim opgedragen de blocquade van Olmits;13 heeft een aenslagh daerop gehad die sijn effect misschien soude genomen hebben, tenwaare eene ongewoonlijcke diepe sneeuw gevallen belet hadde met sijne volckeren voort te connen commen. Den heere de La Tullerie is reisvaerdig om nae Sweden en Dennemarcken tot interpositie te gaen.14

    Ick blijve, mijnheere,

    u. Exc.tie dienstwilligste.

    Den 11 April 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 20 April 1644.

    In dorso staat in een onbekende hand: N.B. Bij de Sweedze stukken hooren deeze brieven volgens notitie van Spiering in 't Duyts, en Hoog- en Neederd. anno 1635, 6, 7, 8, 1641-1644. N.B. Die van G. Kellern en andere Hoogd. sijn tot deeze reflectief.15

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 143. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - In Zweden werd dit Manifest op 16/26 januari 1644 uitgevaardigd als ‘Kongl. May:tz til Swerige, etc., Breff Til Rijkzens Stånder’ (BG no. 679A). Op 7 april stuurde ook de secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius aan Grotius een exemplaar toe, vermoedelijk de Duitse versie: ‘Königl. Mayest. zu Schweden, etc., Schreiben an die Reichs-Stände’; zie no. 6802.
    3 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson wachtte in Haderslev op berichten over de komst van versterking vanuit zee. Zonder steun van een oorlogsvloot was het onmogelijk om de oversteek naar de eilanden Funen en Seeland te maken.
    4 - Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, rukte over Halberstadt naar Thüringen en Meissen op. Begin april stonden de Zweden reeds voor de stad Halle (Doc. Boh. VII, p. 80 no. 192 en p. 86-87 nos. 205-210).
    5 - De Zweedse garnizoenssteden Świdnica (Schweidnitz), Opole (Oppeln), Wołów (Wohlau) en Głogów (Gross-Glogow) werden ontzet door een expeditieleger onder bevel van generaal-majoor Robert Douglas en kolonel Johan Reichwald. Deze missie hadden de Zweden inmiddels tot een goed einde gebracht (Doc. Boh. VII, p. 87 nos. 209-210).
    6 - Het onverwachte Deense vlootbezoek aan ‘Eglenfehr’ (misschien de plaats Eckernförde tussen Kiel en Flensburg).
    7 - Het regiment van Karel Gustaaf, paltsgraaf van Zweibrücken (de latere koning Karel X Gustaaf van Zweden) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 448).
    8 - De strooptochten van de Deense garnizoenssoldaten van Glückstadt en Krempe in Dithmarschen en het graafschap Pinneberg; zie Gazette 1644, no. 39, dd. 23 april 1644.
    9 - In Hamburg was bericht binnengekomen over een veldslag in de omgeving van Malmö, waarbij kroonprins Christiaan van Denemarken (1603-1647) een dodelijke verwonding had opgelopen en de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn in krijgsgevangenschap was geraakt. Dit nieuws moest spoedig tegengesproken worden (Doc. Boh. VII, p. 85 no. 203).
    10 - Koning Christiaan IV van Denemarken zette op 1/11 april koers naar de haven van Älvsborg (ten zuiden van Göteborg) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 84-85 en p. 87-89). Kort voor zijn vertrek uit Kopenhagen benoemde hij Henrik Køhler tot zijn nieuwe muntmeester (Kong Christian den Fjerdes egenhœndige breve V (1641-1644), p. 431-433, en Kancelliets Brevbøger 1644-1645, p. 62-63).
    11 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi had het keizerlijk garnizoen van Kośice (Kaschau) tot overgave gedwongen (Doc. Boh. VII, p. 81 nos. 193-194).
    12 - In zijn Manifest van 17 februari 1644 had de Zevenburgse vorst de Hongaren opgeroepen om zich van de keizerlijke tirannie te bevrijden.
    13 - Regimenten van de keizerlijke generaal-majoor Adolf Erik, graaf van Puchaim, volgden in Moravië de bewegingen van het Zweedse garnizoen van Olomouc (Olmits) (Doc. Boh. VII, p. 70 no. 160). Begin april gaf de keizer aan generaal-majoor Joachim Ernst von Krackow (Krockow) de opdracht om de stad te belegeren (Doc. Boh. VII, p. 87 nos. 211 en 213).
    14 - De door de regering in Parijs aangewezen vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek, begon op 9 april zijn missie naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina. Op 18 april bevond hij zich al in Munster (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 126, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 206).
    15 - Aantekening over de stukken die het Algemeen Rijksarchief te Den Haag in bruikleen had ontvangen van G.H.L. baron van Boetselaer, huis Houdringe bij de Bilt; zie Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven XXXIV(1911), p. 64-68 no. XXIII nos. 12 en 13.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]