eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7004. 1644 augustus 18. Van G. Keller.1

    Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr,

    Von hier ist dieses mahl zu berichten, dass der in Dennemarck anwesende keysserl. resident Plettenberg,2 der hiesigen friedens tractaten halber an den keysser geschrieben, dass zu deren anderweiten beschickung er in Dennemarck noch keinen sinn oder anstellung verspüre, vndt, wie die Dänische ministri, so wol alss die rheichs räthe sich gegen ihm verleuten liessen, würde der könig den schimpf sich nicht anthun, dass er, nach so spöttlicher aussstossung von der mediation, vndt separirung von den tractaten, sich nun vonselbsten vndt auss freyem willen wiedrumb anmelden sollte, es were dann sache, dass er von der crohn Franckreich darzu ersucht vndt veranlasst würde; immittelst aber hette er allein seinen Teutschen secretarium Klein, vmb den thumbdechant Langermann

    663

    von hier abzulösen, anhero abgefertigt;3 sonst were mann in Dennemarck des kriegs halber wol gemuthet, vndt vermainte, sonderlich vermittelst des keysserl. secours,4 bald damit zu end zu kommen, etc. Gedachter secretarius Klein ist vor etzlich tagen hier angelangt, vndt Langermann anjetzo in procinctu, wiedrumb zu ruck nach Hamburg zu gehen, zu welchem ende er vmb einen pass bey der königl. Schwedischen legation angehalten hatt, der ihme auch - jedoch nur sub titulo consiliarii regii, vndt nicht allss legati - abgefolgt worden. Sonst wirdt auss Dennemarck berichtet, dass der ammiral Wind von der newlich empfangenen blessure, gestorben seyn.5

    In Pohlen soll wegen des Türcken vndt Rakoczi grosser allarm, vndt alle milice an den gröntzen des königreichs gestellet sein.6 Der könig soll sein gesicht[?] vffs newe geändert vndt die affection gegen Östereich gestarckt haben,7 auch sein- vndt seiner vornehmbsten ministros consilia ... allein dahin ziehlen, wie sie vff nechstem reichstag8 so ... durchtringen, vndt die stände, dem hauss Östereich zu diensten in die waffen bringen mögen. Hatzfeld war in der marche9 nach Meissen vndt Thüringen, die ... selbiger orthe zu ruiniren, ist aber contremandirt worden vmb entweder die Beyerischen oder Götzen10 zu secondiren, doch halten wir[?] er soll zu spat kommen. Herr Königsmarck11 stehet vor Egeln,12 worinn er 500 Sächs. rheuter vnter dem obristen Vngar belegt haben soll. Chursachsen soll nach eroberung Kemnitz,13 sich mit theils seiner völcker vor

    664

    Grimma gelegt vndt die vbrigen in die quartier geschickt haben. Jochim Schleunitz14 soll durch einen natürlichen todt dem hencker vorgekommen sein.

    Hiemit thue Ew. Exc. ich guettlicher[?] bewahrung zu allem wolergehen gantz getrewlich empfehlen,

    Ew. Exc. gehorsamber diener,
    G. Keller m.pa.

    Datum Osnabruck, den 8/18 Augusti 1644.

    In dorso schreef Keller: 8 Augustus 1644.

    Notes



    1 - Minuut (zonder adres; geschonden door een grote inktvlek op de versozijde) aanwezig te Stockholm, RA, Adler Salvius' Saml. E 5256. Eigenh. oorspr. Ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
    2 - Tijdens de afwezigheid van koning Christiaan IV had de keizerlijke resident Georg von Plettenberg de kwestie van de Deense bemiddeling op de vredesconferentie aangekaart bij kroonprins Christiaan en enkele in Kopenhagen aanwezige hofdignitarissen en rijksraden (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 403). Op 25 juli liet koning Christiaan hem een boodschap toekomen waarin hij alle schuld van de trage voortgang van het vredesoverleg te Osnabrück op de Zweden schoof (Doc. Boh. VII, p. 120 no. 336). Twee dagen eerder had Georg von Plettenberg in brieven aan de keizer en de keizerlijke gevolmachtigden al een oplossing voor het dilemma aangedragen: een uitnodiging door een onpartijdige kroon (i.c. de Franse kroon) zou de Deense vorst misschien kunnen overhalen om weer aan de onderhandelingstafel plaats te nemen (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 569-571 en p. 593).
    3 - Kort na het uitbreken van de Zweeds-Deense oorlog had koning Christiaan IV van Denemarken de delegatieleden Just Høg, Gregers Krabbe en Christopher von der Lippe uit Osnabrück teruggeroepen. Alleen de Hamburgse domdeken Lorenz Langermann had zijn verblijf nog aangehouden. Op vrijdag 19 augustus verliet ook het vierde delegatielid de stad. Zijn opvolger, de Deense secretaris Hans Leonhard Klein, arriveerde op 4/14 augustus (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 281, p. 310 en p. 312, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 584 en p. 586-592).
    4 - Het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, naderde de steunpunten van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson in het hertogdom Holstein.
    5 - De Deense rijksadmiraal Jørgen Vind bezweek aan de verwondingen die hij in de slag in ‘de Colberger Heyde’ had opgelopen (DBL XV, p. 576-577).
    6 - Naar verluidde hadden de Zevenburgers en hun Turkse ‘bondgenoten’ de hand in de onrust onder de Tartaren aan de Poolse grens (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 452).
    7 - Koning Wladislas IV van Polen had keizer Ferdinand III en de Zevenburgse vorst György I Rákóczi op 26 juni 1644 zijn bemiddeling aangeboden. De keizer veroordeelde het initiatief en beschuldigde de Poolse vorst van een vijandige gezindheid (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 183-186).
    8 - De Poolse rijksdag zou in februari 1645 moeten plaatsvinden (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 184 en p. 198).
    9 - De regimenten die de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen in Frankenland had achtergelaten, kregen order om de achtervolging in te zetten op het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Doc. Boh. VII, p. 113-114, nos. 311 en 313-314). Na de nederlaag die de Zwabisch-Beiersen ten zuiden van Freiburg im Breisgau hadden geleden, moesten alle krijgsplannen weer herzien worden (Doc. Boh. VII, p. 123 no. 344 en p. 130 no. 370).
    10 - De keizerlijke legerleider Johann, graaf van Götz(en), had het offensief tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi moeten opgeven. Zijn uitgeputte manschappen dienden nodig afgelost te worden; zie no. 6990.
    11 - Het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had het aartsbisdom Bremen weer verlaten. Omstreeks de 12de augustus stond het bij Bleckede (ten zuiden van Boizenburg) aan de Elbe (Doc. Boh. VII, p. 128 no. 365).
    12 - Egeln, ten zuidwesten van Maagdenburg, werd bezet gehouden door ruiters en infanteristen van de Saksisch-keizerlijke kolonel Ungar (Unger); zie no. 4035 (dl. X), en Gazette 1644, no. 105, dd. 3 september 1644.
    13 - Johann Georg I, keurvorst van Saksen, dwong de garnizoenscommandant van Chemnitz tot overgave van de stad (19 juli). Tegen het einde van de maand waren ook de plaatsen Grimma en Leisnig (ten zuiden van Leipzig) in zijn bezit gekomen (Doc. Boh. VII, p. 118, no. 330, p. 120 no. 337 en p. 135 no. 391).
    14 - Kolonel Joachim von Schleinitz en overste Christoph Trandorf hadden de stad Leipzig op 6 december 1642 overgedragen aan de Zweden (no. 5994 (dl. XIII)). Bij terugkeer aan het hof te Dresden werden zij door het Saksisch-keizerlijke opperbevel van lafheid beschuldigd (nos. 6114 en 6138 (dl. XIV)).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]