eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7163. 1644 november 26. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Hoochst is aen de Beierschen overgegaen den negenden dezer.2 Off het casteel van Creutznach noch tegenhout weten wij niet zeecker,3 maer de Beyerschen schenen een desseing te hebben op Bingen, hebbende haere schipbrugge daer naebij gebracht, waerom de Fransoisen van voor Frankenthael derrewaerts zijn gegaen4 ende Rosa5 om te beletten de t'zamencomste van de Lorrainsche ende Gleensche.6 Doch van de Lorrainschen zijn eenige regimenten gebleven in Vlaenderen.7 Ende Haezfeld is nae Frankenlant vertrocken8

    173

    om zich te vougen, zoo eenige meenen, bij Galas.9 La Motte in Lotteringen10 werdt met zesduizent man belegert, gedefendeert met vijftienhondert. Maer apparentelijck zullen de zaecken van Vrancrijck in die quartieren grooter voorspoet hebben wanneer de Hessische trouppes, die aen 't marcheren waeren, derrewaert zullen zijn gecomen.11 De Beyerschen leggen groote garnisoenen in Stolhove, Germshem, Manheim, stroopen de Ringau.12 't Meeste volck van Mercy was noch bij Ladenburg, Heidelberg ende Winhem.13

    La Motte-Odincourt werdt thuis ontboden.14 Den grave van Harcourt is noch hier,15 de zaecken van Catalagne in quaden staet voor Vrancrijck. Eenige schrijven dat Salsona,16 een stadt naebij Barcelone, bij de Spaensche sterck zijnde zesduizent te voet, vijfduizent te paerd is belegert ende de getrouwicheit van die van Barcelone zeer onzeecker.

    Te Francfort ende te Weenen werdt veel gesproocken van het huwelijck van onze coninginne met den churfurst van Brandenburg17 ende de Oostenrijcksche laeten haer verluiden off dat een middel waere om te beter de vrede te maecken tuschen het Rijck ende Swede.18 Den furst van Beieren wil zenden nae Munster19 ende op zijn exempel veele an-

    174

    dere princen. Den keizer doet nieuwe lichtingen in zijn erflanden. In 't lant van Lutsenburg zijn onder anderen zeshondert Croaten, tweehondert Polen.20

    De coninginne van Engelant heeft verzocht exercitie van religie in de Louvre voor de protestanten van haere familie,21 maer heeft niet anders becomen als dat zij bijeen mogen comen om te bidden. Den coninck van Engelant is weder te Oxford.22 De parlamentarissen hebben becomen Tinmuth23 ende Levenpoole;24 hoopen haest te hebben de stadt van Carlile ende de casteelen Basin25 en Belvoir,26 waerontrent men zegt dat zij zeshondert man te paerd, driehondert te voet hebben geslagen. 't Meeste deel van 's conincx volck was bij Wodstock.27 Die van 't parlement, door de voorspoet hooch opgeblasen, slaen den coning conditiën voor, waermede hij van alle conincklijcke authoriteit zoude werden ontbloodt.28 Men spreect hier van een vloot uit te rusten van twintich galeien, tweeëndedertich andere schepen, doch ick en houde zulcx niet heel zeecker.29 Den paus zal, zoo men adviseert, cardinalen maecken zijne neef Camillo ende Joan Carlo de Medicis, broeder van den Grooten Hertogh.30

    26 Novembris 1644.

    175

    In Engelant schijnt apparentie te zijn van eene nieuwe bataille bij Dunington.31 De Catelans schrijven boecken tegen Motte d'Odincourt.32 De Spaignaerden in Italië blijven bij Alexandrië om te zien wat de Fransoisen willen voornemen.33

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eersten raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 11 st.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 26 Nov. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7162.
    2 - Het Hessische garnizoen van Höchst zwichtte op 7 november voor de Zwabisch-Beierse overmacht. De soldaten gingen een dag later accoord met een vrije aftocht naar Ziegenhain (Schwalmstadt, ten noordoosten van Marburg) (Gazette 1644, no. 143, dd. 26 november 1644, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149).
    3 - De Franse gardeofficier Guy de Bar nam eind oktober bezit van de stad Kreuznach (Bad Kreuznach, ten zuiden van Bingen). De vesting werd op 26 december bedwongen (Lettres de Turenne, p. 26 en p. 407-408).
    4 - De Franse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, doorzag het krijgsplan van de Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth. Hij riep de Frans-Weimarsen die de weg van Frankenthal naar Mannheim bewaakten, terug naar zijn hoofdkwartier te Spiers (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 35-39; Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 396-400, en Lettres Mazarin II, p. 110-111, p. 115 en p. 120).
    5 - Rheinhold von Rosen en Georg Christoph von Taupadell (Taubadel), de ‘Weimarse’ bevelhebbers in het leger van de burggraaf van Turenne, beletten in de Hunsrück (Simmern en Kastellaun) het leger van hertog Karel IV van Lotharingen de doortocht naar de kwartieren van de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, te Koblenz (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 37-38, en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 397-398 en p. 638).
    6 - De aansluiting met de Westfaalse keizerlijken kwam niet tot stand; vgl. Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644: ‘Le Duc Charles et le Général Gléen avoyent tesmoigné leur dessein estre de passer le Rhin à Coblens, pour prendre leur quartier d'hyver dans le Westerwalt: mais n'ayans pû s'accorder, ils sont demeurez sur la Moselle’.
    7 - Enkele Lotharingse regimenten hadden in de zomer van 1644 deelgenomen aan de strijd in Zeeuws-Vlaanderen (Briefw. C. Huygens IV, p. 24). De hertog had hen waarschijnlijk onkundig gelaten van zijn vertrek uit het Spaanse legerkamp te Cassel (Mont-Cassel).
    8 - De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen vochten niet langer aan de Rijn. De keizer had hen bevolen om de Elbe over te steken en de weg naar Meissen te nemen (Doc. Boh. VII, p. 142-143 no. 418, p. 145 no. 427 en p. 149 no. 433).
    9 - De bijstand aan het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, kwam te laat. De Zweden blokkeerden alle toegangswegen naar de Saale (Doc. Boh. VII, p. 149 no. 433, p. 150 nos. 436-437 en p. 151 nos. 439-440).
    10 - In september had Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, de belegering van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne, ten zuiden van Neufchâteau) moeten opgeven. Kardinaal Jules Mazarin betreurde deze beslissing: ‘Je vous advoue que j'aurois grande passion que La Motte fust mise en estat de ne plus tourmenter, comme elle a fait, la Champagne’ (Lettres Mazarin II, p. 83 en p. 93).
    11 - De Hessen hadden begin november hun stellingen in Oostfriesland verlaten. Over Lengerich (ten zuidwesten van Osnabrück) zetten zij koers naar Kassel (Gazette 1644, no. 145, dd. 3 december 1644).
    12 - Ruiters van de Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth waren in de Rheingau (ten westen van Wiesbaden) op zoek naar voedselvoorraden.
    13 - De Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy hield stand aan de ‘Bergstrasse’ (Ladenburg, Heidelberg en Weinheim, ten zuiden van Darmstadt) (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149). Zijn grootste zorg betrof de bevoorrading van de steunpunten Stollhofen (ten westen van Baden-Baden), Gernsheim (ten noorden van Mannheim) en Mannheim.
    14 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had bericht ontvangen dat hij plaats moest maken voor Henri de Lorraine, graaf van Harcourt. Hij verliet de Catalaanse hoofdstad op 7 december (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 228, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 268-269).
    15 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, stond voor de taak om in Catalonië het aanzien van de Franse kroon te herstellen. Een aanval van een ‘dobbele tertiane’ (derdendaagse koorts) gaf hem enige tijd respijt. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld.
    16 - De burgerij van Solsona, ten noordoosten van Lérida, dreigde partij te kiezen voor koning Philips IV van Spanje (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 286).
    17 - Friedrich Wilhelm (1620-1688), keurvorst van Brandenburg, had zijn belangstelling voor een huwelijk met koningin Christina van Zweden nooit verborgen gehouden (no. 5826 (dl. XIII) en no. 6664 (dl. XV)). Tot nu toe hadden de rijksregenten zijn aanzoeken steeds afgewezen. Hun stem zou na de troonsbestijging van de koningin op 7/17 december 1644 minder zwaar wegen (Urk. u. Act. I, p. 518-521, p. 594-595, p. 890 en XXIII-1, p. 67-70).
    18 - Keizer Ferdinand III stond niet afwijzend tegenover afzonderlijke vredesonderhandelingen met de Zweden. Hij instrueerde de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane ‘im fall die Schwedischen abgesandten etwas wegen einseittiger handlung an euch bringen würden, ihr solches ... nit ausschlagen sollet’ (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 59).
    19 - Hertog Maximiliaan I van Beieren wachtte nog met de openbaarmaking van de namen van zijn vertegenwoordigers ter vredesconferentie. In december viel de keuze op de raadsheren Georg Christoph, vrijheer van Haslang, en dr. Johann Adolf Krebs (Acta pacis Westphalicae; Diarium Wartenberg I, p. 6, en Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 95).
    20 - De Luxemburgse gouverneur Johan van Beck wapende zich tegen de verrassingsaanvallen van het Franse garnizoen van Thionville (Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644).
    21 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland respecteerde de gevoelens van haar overwegend protestantse hofhouding. Zij kreeg geen toestemming om godsdienstoefeningen in het Louvre te houden (CSP Ven. 1643-1647, p. 158, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 450).
    22 - Koning Karel I had de weg van Bristol naar Oxford vrijgemaakt voor de soldaten van prins Rupert (Robert) van de Palts. Nadat de vereniging tot stand was gekomen, telde het koninklijke leger 16000 manschappen (CSP Ven. 1643-1647, p. 153).
    23 - Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, verspreidde zich over Northumberland (Tynemouth) en Cumberland (Carlisle). De gouverneur van Tynemouth trad op 26 oktober/5 november in onderhandeling over de overdracht van zijn kasteel (CSP Dom. 1644-1645, p. 74-75).
    24 - Sir John Meldrum dwong de koninklijken op 1/11 november tot vertrek uit Liverpool (CSP Dom. 1644-1645, p. 91-92).
    25 - De strijd om het kasteel van Basing (nabij Basingstoke) zou enkele dagen later losbarsten; infra, n. 31.
    26 - Het leger van de parlementsgezinde kolonels John Fleetwood en Edward Rossiter omsingelde Belvoir Castle (ten westen van Grantham) (CSP Dom. 1644-1645, p. 63, p. 137 en p. 145-146).
    27 - De koninklijke infanterie legerde in Woodstock (ten noorden van Oxford) (CSP Dom. 1644-1645, p. 90).
    28 - Het Parlement had op 9/19 november een commissie aangewezen voor de aanbieding van ‘The humble desires and propositions for a safe and well-grounded peace, agreed upon by the mutual advice and consent of the Parliaments of both Kingdoms, united by Solemn League and Covenant, to be presented to his majesty’. De ‘commissioners for peace’ ontvingen op 17/27 november een koninklijke vrijgeleide voor hun reis naar Oxford (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 307-308, en CSP Ven. 1643-1647, p. 154-155 en p. 157-158).
    29 - De militaire adviseurs van de Franse staatssecretaris Michel le Tellier werkten plannen uit voor een belegering van de Catalaanse havenstad Rosas (ten noorden van Barcelona) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 341-348).
    30 - Paus Innocentius X maakte op 14 november twee kardinaalsverheffingen bekend. De begunstigden waren zijn neef Camillo Pamfili en de ‘general de la mar’ Giovanni (Gian) Carlo de' Medici († 1663), broer van groothertog Ferdinando II van Toscane (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 140; Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 27, en EI XXII, p. 695.
    31 - De Parlementslegers van Robert Devereux, graaf van Essex, Edward Montague, graaf van Manchester, en sir William Waller hadden de koninklijken op de weg van Newbury naar Donnington Castle (Shaw cum Donnington) tot een gevecht uitgedaagd (de tweede slag bij Newbury, dd. 27 oktober/6 november 1644). De koning keerde op 10/20 november naar het slagveld terug: zijn belagers maakten zich onmiddellijk uit de voeten (CSP Dom. 1644-1645, p. 110, en CSP Ven. 1643-1647, p. 154).
    32 - De Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar maakten aantekening van alle klachten tegen het bewind van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 266-269, p. 291-294 en p. 658-660).
    33 - Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, sloot zijn campagne tegen het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye af met een inspectiereis naar Alessandria en de Spaanse kwartieren bij Finale Ligure (Gazette 1644, nos. 138 en 143, dd. 12 en 26 november 1644).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]