Mijnheer,
De deliberatie over de zaecken van Swede is van groote importantie. Mij dunct dat niet alleen om de commerciën in beter staet te stellen noodigh is dat de tractaten, tusschen de Vereenigde Nederlanden ende Swede gemaect, wel onderhouden ende vernieuwt werden,2 maer oock dat in dese conjuncture van handeling van vrede ofte trefves met Spaignie3 [en] vaststelling van een goede neutraliteit met het Rijck, geen vrundschap ende alliantie nutter can zijn als die met Swede, omdat Vrancrijck pretentie ende desseings heeft tot naedeel van de vrijheit ende niet gewent en is naeuw te passen op haer woordt, Engelant in confusie, Denemarck om veele redenen suspect, ende nu oock onmachtigh. Die mogen hierop letten dien het aengaet. Bremen ende Hamburg doen wel
394
de haeren daer te houden, totdat men zal zien waerhene de resolutiën van de Vereenigde Nederlanden slaen zullen.4'tGunt uwe Ed. gist van Neef heb ick altijd gelooft.5 Den Schotsman uit Swede gezonden6 meene ick dat een antwoord brengt aen het parlement op een brief nae Swede geschreven. Die van de religie alhier zeggen dat de coninginne van Swede toont genegen te zijn om te trouwen met den churfurst Palsgraef,7 mids dat hij werdt verclaert coning van Engelant, ende dat zij middel genoech zal hebben om hem daerin te maincteneren. De Oostfriesen toonen dat zij niet geck en zijn,8 maer de oneenicheit zal zoo daer als op andere plaetzen dieghenen die voor de vrijheit zijn in peryckel stellen. Dat van Oost-Indië sleept te lang.9 Ende blijckt uit veele teeckenen de beswaerlijckheit van die regiering door haer inwendige constitutie ende groot peryckel ex causis symptomaticis. God zij gelooft dat ick buiten die kneep ben.
28 Ianuarii 1645.
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Januari 1645 uyt Paris.