eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7280. 1645 januari 28. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De deliberatie over de zaecken van Swede is van groote importantie. Mij dunct dat niet alleen om de commerciën in beter staet te stellen noodigh is dat de tractaten, tusschen de Vereenigde Nederlanden ende Swede gemaect, wel onderhouden ende vernieuwt werden,2 maer oock dat in dese conjuncture van handeling van vrede ofte trefves met Spaignie3 [en] vaststelling van een goede neutraliteit met het Rijck, geen vrundschap ende alliantie nutter can zijn als die met Swede, omdat Vrancrijck pretentie ende desseings heeft tot naedeel van de vrijheit ende niet gewent en is naeuw te passen op haer woordt, Engelant in confusie, Denemarck om veele redenen suspect, ende nu oock onmachtigh. Die mogen hierop letten dien het aengaet. Bremen ende Hamburg doen wel

    394

    de haeren daer te houden, totdat men zal zien waerhene de resolutiën van de Vereenigde Nederlanden slaen zullen.4

    'tGunt uwe Ed. gist van Neef heb ick altijd gelooft.5 Den Schotsman uit Swede gezonden6 meene ick dat een antwoord brengt aen het parlement op een brief nae Swede geschreven. Die van de religie alhier zeggen dat de coninginne van Swede toont genegen te zijn om te trouwen met den churfurst Palsgraef,7 mids dat hij werdt verclaert coning van Engelant, ende dat zij middel genoech zal hebben om hem daerin te maincteneren. De Oostfriesen toonen dat zij niet geck en zijn,8 maer de oneenicheit zal zoo daer als op andere plaetzen dieghenen die voor de vrijheit zijn in peryckel stellen. Dat van Oost-Indië sleept te lang.9 Ende blijckt uit veele teeckenen de beswaerlijckheit van die regiering door haer inwendige constitutie ende groot peryckel ex causis symptomaticis. God zij gelooft dat ick buiten die kneep ben.

    28 Ianuarii 1645.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Januari 1645 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40f. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7281.
    2 - Op voorstel van de Staten van Holland hadden de Staten-Generaal een wapenvereniging, krachtens het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640, weer op de agenda van hun vergadering geplaatst.
    3 - Grotius zal hier refereren aan de bezoeken van de Spaanse onderhandelaar Antonio Galla de Salamanca, heer van Noirmont, aan Den Haag (Lettres Mazarin II, p. 128-129; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 88-89, en Correspondance d'Estrades I, p. 215-220).
    4 - De Hanzesteden Bremen en Hamburg wachtten een nadere resolutie van de Staten-Generaal in het Zweeds-Deense conflict niet af. In maart troffen zij met het stadsbestuur van Lübeck een regeling voor de afvaardiging van Johann Marquart (Lübeck), Hieronymus Frese (Hamburg) en Albert Beke (Bremen) naar Brömsebro (H.-D. Loose, Hamburg und Christian IV. von Dänemark während des Dreissigjährigen Krieges, p. 110-120).
    5 - ‘Neef’, codenaam voor Frederik Hendrik. Men sprak in die dagen over een Spaans aanbod (supra, n. 3) om de rechten op het hertogdom Gelre (inclusief Opper-Gelder) aan de prins op te dragen (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 183-196).
    6 - Hugh Mouat, Schots resident in Stockholm, ontving in maart 1644 brieven van koningin Christina van Zweden waarin zij hem machtigde om de Parlementen van Schotland en Engeland een alliantie ‘contra quoscunque’ aan te bieden (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 441, p. 464-465, en Hist. de l'adm. des affaires étrangères de Suède, p. 85-86 en p. 160).
    7 - Mogelijk speculaties naar aanleiding van een bezoek van de Schotse Zweed (supra, n. 6) aan de Londense residentie van prins Karl Ludwig van de Palts.
    8 - De Oostfriezen geloofden niet meer in een Staatse oplossing van hun conflict met de landgravin van Hessen-Kassel over de Hessische winterkwartieren. Zij verwoordden hun grieven in een pamflet: ‘Kort Bericht, Vervatenden de Onrechtvaerdighe Inquartieringe der Hessen in het Graefschap Oost-Vrieslandt; mitsgaders de Tractaten die geduyrende der selver verblijf ... over de Evacuatie der He(e)ssen zijn voorghevallen’, Den Haag 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5193, en L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 257-258).
    9 - Vgl. no. 7155. In een brief van 21 mei 1644 (no. 6871 (dl. XV)) gaf Grotius in minder bedekte termen uiting aan zijn bezorgdheid over het beleid van de prins en de Staten-Generaal: ‘'t Lang uitstellen van het octroi van Oost-Indië toont eene regiering waerin het particulier prevaleert over het publyck’.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]