Mijnheer,
De pretensie van Hollant aengaende 't getal van de gedeputeerde zal quaelijck voort willen.2 Ende de staert3 van dat men eerst weder de provinciën zal moeten hooren eer men den coninck van Denemarcken, off hij al schoon de infractie van de commercie niet op het verzoeck der heeren Staten en repareerde,4 zal groot retardement brengen in de zaecken,5 occasie doen verliesen om Swede te obligeren ende het tractaet tuschen Swede ende de Vereenigde Nederlanden gemaect, stellen in peryckel.6 't Is veel dat de Sweden de schepen van andere natiën gestelt hebben in possessie van te Gelucstad niet te betaelen.7 De vordere questie hangt aen een zeestrijd.8
Wat de handeling tot Munster ende Osnabrug aengaet, Sweden heeft geen reden te
423
clagen,9 noch over de volmacht van de keizerschen,10 nochte over haere verlegering.11 De Fransoisen clagen niet zonder reden over de Spaensche volmacht.12 Tusschen Sweden ende Vrancrijck zal over de mutuele bejegening, zoo ick meene, geen dispuite vallen.13 Den coninck van Denemarcken heeft zich de qualiteyt t'eenemael quijt gemaect, maer die van Venetië zijn overlang bij Swede daertoe goed gekent.14 In de vergadering tot Francfort is goedgevonden dat wie wil zal mogen zenden nae Munster ende Osnabrug om haere zaecken te recommanderen,15 maer dat de directie zal blijven bij den keizer ende churfursten.16Ick en can vooralsnoch geene apparentie zien van vrede in Engelant,17 ende werde onderrecht dat de nieuwe partie in Schotlant voortganck heeft.18
't Lang uitstellen van het octroi van Oost-Indië toont eene regiering waerin het particulier prevaleert over het publyck.19 Piccolomini is te Bruissel.20 Den prins van Orangie zal wat moeten doen zoo hij Vrancrijck wil contentement geven.21
Tot Parijs, 21 Maii 1644.
424
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant, ten huize van mijnheer den reeckenmeester van Reigersberg,22 tot Middelburg. Port 1 st. 8.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 21 Mey 1644 uyt Paris.