eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6669. 1644 januari 24. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine,

    Ardua et multis impedimentis obsepta est via ad pacem. In eius limine constitutis et ituris ad conventum tot tricas obiicit caesar, ut vix se inde extricare queant. Misimus ordinibus Imperii Romani qui hactenus aliqua ratione regiae Maiestati innexi fuerant diplomata tuti itineris, caesareum et nostrum, admonentes ut comparerent,2 prout ex adiuncto apographo liquet; n. 1.3 Grata videtur iis fuisse oblatio, sed adhuc sine effectu fuit.4 Et ea res est quae me adhuc tenet hic Mindae.

    Exemplum literarum5 domini comitis Davausii ad dominum legatum Salvium hisce adpono; n. 2.6 Legati Gallici7 adhuc Hagae sunt. Ad nos scripserunt de adventu suo et vulnere quod ad Danubium acceperat exercitus Vinariensis.8 Separatim respondimus, et ego quidem ad modum quem adiuncta copia docet; n. 3.9 Ex literis plenipotentiariorum Galliae ad nos excerpere libuit quae sub n. 4 sunt.10

    68

    Non sine causa [regia Maiestas] retinuerat praeterita aestate in Suecia copias, in Germaniam destinatas. Indicat id imprimis exemplum literarum parentis mei ad baronem Rortaeum, hic insertum sub n. 5.11 Sine hoc tamen subsidio12 ita hostem et hereditarias caesaris provincias attrivit Torstensonius, ut ab eo et nostra parte plus exigi non possit.13 Nunc Torstensonius in Holsatia et Cimbria fecundis hibernis exercitum reficit. Pro status sui securitate occupavit quaedam loca dictarum provinciarum. Megapolis, Pomerania et alia loca nostro milite insessa satis defensionis habent. Caesarianus exercitus hibernatum ivit in Bohemiam. Antea tamen Zittaviam occupavit14 non sine labe eius qui locum tenuit; honorificentius inde exire potuisset.

    Koningzmar[c]hius hic Mindae est et cum eo generalis vigilum praefectus baro Steinboch.15 Hiemabunt cum suis copiis in vicinia dioecesis Bremensis. Danicae legationis caput et regni cancellarius Justus Höög Osnabruga discessit. Tres reliqui manent.16 Addo hisce excerpta literarum baronis Rortaei ad me;17 nondum respondi. Ex supra allatis petere potest Magnificentia vestra breviarium eorum quae hinc scribi merentur. Faciat quot poterit pro copiis in Germaniam mittendis apud eos qui plurimum possunt.

    Hisce desino, adprecatus Magnificentiae vestrae felix novi anni initium et progressum cum plurimis aliis pari prosperitate,

    Magnificentiae vestrae amicus ad officia paratus,
    Johannes Oxenstierna Axelii.

    Mindae, 14 Ianuarii 1644.

    In dorso staat: Mindae, die 14 Ianuarii anno 1644. Ad dominum legatum Hugonem Grotium. J.O.A.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de hand van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd.
    2 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hadden in een schrijven van 14/24 november 1643 een aantal Duitse rijksvorsten en steden uitgenodigd om vertegenwoordigers naar de vredesconferenties te zenden. De uitnodiging ging vergezeld van formulieren van Zweedse en keizerlijke vrijgeleidebrieven; zie no. 6528 (dl. XIV).
    3 - De keizerlijke vrijgeleidebrief van 28 januari 1642 hadden de Zweden door een drukker in Rinteln laten vermenigvuldigen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 71-76, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 132).
    4 - Hertog Eberhard III van Württemberg, markgraaf Christian van Brandenburg-Kulmbach, markgraaf Albrecht van Brandenburg-Anspach en de evangelische gemeente van Augsburg zouden op de uitnodiging gereageerd hebben (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 46-49, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 226). In een brief aan Johan Adler Salvius van 12/22 januari 1644 sprak Johan Oxenstierna zijn teleurstelling uit over het geringe aantal reacties (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 141).
    5 - De bijlagen 1-5 ontbreken.
    6 - ‘Exemplum literarum domini comitis Davausii ad dominum legatum Salvium hisce adpono; n. 2’ in de marge. Gedoeld wordt op een persoonlijke brief van Claude de Mesmes, graaf van Avaux, dd. 18 december 1644; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 177.
    7 - In het eerste ontwerp volgt na ‘Mindae’: ‘Quid legati Gallici (doorgehaald), legati Gallici adhuc Hagae sunt. Ad nos scripserunt die 1/10 Decembris, notum nobis facientes de adventu suo’.
    8 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien gaven op 10 december 1643 een schriftelijke verklaring voor het aanhouden van hun verblijf in Den Haag. In hun boodschap toonden zij zich verontrust over het uitblijven van Zweedse troepenversterkingen in Duitsland. Volgens hen was het gebrek aan voldoende militaire steun één van de redenen dat op 24-25 december het Frans-Weimarse leger bij Tuttlingen bijna ten onder was gegaan (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. XXXVI n. 5).
    9 - Een afschrift van het antwoord van de gevolmachtigde Johan Oxenstierna is niet meer voorhanden. Op 20/30 januari 1644 beantwoordde Johan Adler Salvius de Franse boodschap met een op beider naam gesteld Latijns betoog over de noodzaak om de Zweedse wapens aan te wenden tegen de koning van Denemarken (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 145-147, en hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 8, nos. 18 en 19).
    10 - Excerpten van de brief die de Franse gevolmachtigden op 10 december 1643 hadden geschreven (supra, n. 8).
    11 - Claude de Salles († 1648), baron van Rorté, tussen 1637 en 8/18 mei 1643 Frans resident te Stockholm en thans werkzaam in Osnabrück, had afgelopen zomer met rijkskanselier Axel Oxenstierna gecorrespondeerd over het verloop van de strijd in Duitsland (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1544), p. 243).
    12 - In juli en augustus gingen de Zweden steeds meer hinder ondervinden van de belemmeringen die koning Christiaan IV van Denemarken het scheepvaartverkeer van en naar Pommeren had opgelegd; zie nos. 6318, 6338, 6359 en 6395 (dl. XIV).
    13 - Kanselier Axel Oxenstierna had allang besloten om de Denen een les te leren. Begin juni 1643 trof hij voorzieningen voor het vertrek van zijn secretaris Jakob Törnsköld naar het hoofdkwartier van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 165). In november kwam in de omgeving van Koz̊uchów (Silezië) het contact tot stand. Enkele dagen later zette de Zweedse hoofdmacht zich in beweging (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 415-422). Op 12/22 december gaf Torstensson het sein tot de ‘inkwartiering’.
    14 - Het Zweedse garnizoen van Zittau kreeg van de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, een vrije aftocht aangeboden (2 januari 1644) (Doc. Boh. VII, p. 62, nos. 126-127).
    15 - De Zweedse generaal-majoors Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Gustav Otto Stenbock (Steenbock) verzamelden in de wijde omgeving van de bisdommen Halberstadt en Hildesheim geld en manschappen voor hun campagne tegen het aartsbisdom Bremen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 126-128).
    16 - De Deense kanselier Just Høg verliet Osnabrück op de 9de januari. Zijn collega's Gregers Krabbe en Christopher von der Lippe volgden op 9 februari. Het vierde delegatielid, de Hamburgse domdeken Lorenz Langermann, hield zijn verblijf tot de tweede helft van augustus 1644 aan.
    17 - De Franse resident Claude de Salles, baron van Rorté, was op 23 december 1643 van een bezoek aan Den Haag teruggekeerd. Onmiddellijk bracht hij aan de Zweedse gevolmachtigden verslag uit van zijn bevindingen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 106-111).