252
Mijnheere,
Hierneffens oversende u. Exc.tie de copye van de alliantie tussen haere conincklijcke Mayesteyt ende desen staat anno 1640 geslooten,2 alsmede 'tgeene bij de twee conferentiën die ick met Haerer Hoog Moogende Heeren gedeputeerden over het Deensche wesen gehouden,3 gepasseert is.4
Desen staat en soeckt tot geene realitijt met haere conincklijcke Mayesteyt te coomen, maer sich gans van de alliantie te ontslaen,5 allegerende tot haeren voordeel het 2. artikel, dat men hun eerst de saacke hadde moeten communiceren ende dat dan tot mediatie moet getreden werden alvoorens in wapenen te coomen. Nu is 't dat men hun selfs wt dien hoofde ende in veele andere poincten can voorwerpen dat sij de alliantie niet en sijn naegecomen. Want terwijlen volgens het 1. artikel de alliantie opgerecht is tot bescherminge van de seeckerhijt ende vrijhijt der navigatie ende commerciën in de Oosten Noordzeën, en maintineringe van desselfs pacten en oude gebruicken, ende soo eenig indragh geschiet, deselve volgens het 2. artikel beiderseits moet beschermt werden met alle machten te lande ende te water, oock niet eerder daervan afgestaen werden totdat de voorseide vrijhijt in haer oude gewoonte sal herstelt wesen, soo en hebben sij behoudens dese alliantie niet vermocht gehad anno 1641, doens sij van den coning in Dennemarcken aen de commerciën indragh hadden geleden, eene ambassade derrewaerts te senden, Cracau6 nieuwe creditiven te geven, den aertsbisschop van Bremen tot mediateur te gebruicken om met den voorschreven coning een accord te maacken van seeckere lijste hoeveel sij van de waaren aen toll souden te geven hebben,7 'twelck hun doch
253
aen zijde des conings in Dennemarcken niet en is gehouden geworden. Ende hadden sij hierin coniuncta persona met haere conincklijcke Mayesteyt moeten gaen, oock geen accord anders treffen als de volle vrijhijt der commerciën in haer oude gewoonte.Met haere conincklijcke Mayesteyt nu heeft het een ander insichte, want tussen de croonen Sweden en Dennemarcken sijn aeloude pacten, daerin specialijck begrepen hoe men procederen moet als men vermeint verongelijckt te sijn, welcke trappen den coning in Dennemarcken in geenen deele geobserveert heeft, maer is met het arresteren en wegnemen van goet en schepen directelijck daertegens gegaen ende ab executione rei aengevangen, ongeacht de conincklijcke rijcksraeden in Sweden aen die in Dennemarcken sich daerover per verscheide missiven beswaert hebben gehad,8 wtwijsende sulcx de copyen hierneffens gaende. Welcke aenmaeningen niet hebbende connen plaetse vinden, is haere conincklijcke Mayesteyt onomganckelijck genootsaackt geworden in wapenen te coomen, ten eersten omdat de oude pacten niet en sijn geobserveert maer gevioleert geworden, ten tweede omdat de navigatie en commerciën sijn getroubleert, ende ten derde omdat haere conincklijcke Mayesteyts goet en schepen tegens recht en verdragh sijn aengehouden en weggenomen geworden. Dieswegen dan desen staat volgens het 2. artikel gehouden is haere conincklijcke Mayesteyt te seconderen ende met deselve tot conjunctie der wapenen te treden.
Volgens het 5. en 6. artikel en vermagh desen staat geen toevoer van ammonitie, schepen, bootsvolck of ietwes daerdoor den coning in Dennemarcken mochte gestijft werden, altoos niet doen, waertegens nochtans hier openbaarlijck is gehandelt geworden ende men veele musquetten, piecken, lonten, schepen, volck, etc. ten behoeve van den voorschreven coning heeft laeten passeren, niettegenstaende mijne meenichvuldige remonstrantiën ende ingeleverde memoriën om sulcx te doen beletten.9
Volgens het 7. artikel sijn sij gehouden alle scheepvaart op Dennemarcken vanhieraf te staacken, 'twelck selfs soude moeten geschieden bijaldien haere conincklijcke Mayesteyt om andere redenen als om dit verbont in oorlogh waare gecomen, soo soodanige scheepvaart dit verbont ergens in prejudicieerde, waertegens sij nochtans notoirlijck handelen.
Volgens het 8e artikel vermach haere conincklijcke Mayesteyt in dese landen werven en aennemen laeten volck, schepen, ammonitie,10 'twelck aen Dennemarck, als nu vijant sijnde, daertegens bij dit artikel verbooden is, waertegens sij als boven gemelt infractie gedoogen.
Volgens het 13. artikel moet dit verbont in alles voorbehouden blijven, ende weete ick niet ofte desen staat volgens het 14. artikel aen den envoyé van den coning in Dennemarcken heeft connen audiëntie geven buiten kennisse van haere conincklijcke Mayesteyt.11
254
Volgens het 18. artikel hadde vanhieraf de volle ratificatie den 1 Februari 1641 in Sweden moeten wesen. Nu is den envoyé met de voorschreven ratificatie meer als eene gansche maent laeter vanhier eerst vertrocken12 ende dienvolgens noch spaeder ginder gecomen. Daerenboven verneme ick dat de ratificatie niet van alle provintiën geapprobeert is, maer dat de heeren Staten-General, alsoft se volcomen waare, deselve hebben afgevaerdigt. 'tWelck alles ende meerder, mijns erachtens, desen staat can voorgeworpen werden.
Ende hebbe u. Exc.tie sulcx soo circumstantelijck willen oversenden, opdat deselve volle kennisse van de saacke soude hebben, waerover alsmede over de alliantie ick gerne u. Exc.ties gevoelen en sentiment sal vernemen. Oock met wat oogen men het Deensche werck ginder is aensiende. Soo iets in mijne macht is, 'twelck u. Exc.tie soude connen dienen tot wijdere dilucidatie en naerichtinge, sal ick sulcx wetende u. Exc.tie gans gerne mededeelen.
Waermede u. Exc.tie bevelende in de protectie Gods verblijve, mijnheere,
u. Exc.tie dienstwilligste,
Petter Spieringh Silvercroon, op Norshollem
erfgesetten.
Hage, den 21 Martii 1644.
Boven alle bovenstaende redenen soo heeft men hier noch voor, ons de lichtingen van schepen, volck en ammonitie te verbieden.13 Hierneffens gaet mede Gunters des secretarii van Dennemarckens propositie aen Haere Hoog Moogende,14 oock een Deensch manifest, dat niets in sich heeft.15 Het Sweedsch manifest is nu tot 2 verscheide reysen geïntercipieert geworden, soodat wij sulcx noch niet en hebben.16 Hierneffens gaet mede 'tgeen wij van nieuws van de conincklijcke armeën op dees17 en jeenzijde der zee18 hebben. Den heere Servien meint men toecommende Woonsdag vanhier te sullen vertrecken.19
255
Adres: A son Exc.ce, monsieur l'ambassadeur de Suede, Paris.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 30 Martii.
En in dorso: 21 Martii 1644 Spierinck.