eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    252

    6777. 1644 maart 21. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Hierneffens oversende u. Exc.tie de copye van de alliantie tussen haere conincklijcke Mayesteyt ende desen staat anno 1640 geslooten,2 alsmede 'tgeene bij de twee conferentiën die ick met Haerer Hoog Moogende Heeren gedeputeerden over het Deensche wesen gehouden,3 gepasseert is.4

    Desen staat en soeckt tot geene realitijt met haere conincklijcke Mayesteyt te coomen, maer sich gans van de alliantie te ontslaen,5 allegerende tot haeren voordeel het 2. artikel, dat men hun eerst de saacke hadde moeten communiceren ende dat dan tot mediatie moet getreden werden alvoorens in wapenen te coomen. Nu is 't dat men hun selfs wt dien hoofde ende in veele andere poincten can voorwerpen dat sij de alliantie niet en sijn naegecomen. Want terwijlen volgens het 1. artikel de alliantie opgerecht is tot bescherminge van de seeckerhijt ende vrijhijt der navigatie ende commerciën in de Oosten Noordzeën, en maintineringe van desselfs pacten en oude gebruicken, ende soo eenig indragh geschiet, deselve volgens het 2. artikel beiderseits moet beschermt werden met alle machten te lande ende te water, oock niet eerder daervan afgestaen werden totdat de voorseide vrijhijt in haer oude gewoonte sal herstelt wesen, soo en hebben sij behoudens dese alliantie niet vermocht gehad anno 1641, doens sij van den coning in Dennemarcken aen de commerciën indragh hadden geleden, eene ambassade derrewaerts te senden, Cracau6 nieuwe creditiven te geven, den aertsbisschop van Bremen tot mediateur te gebruicken om met den voorschreven coning een accord te maacken van seeckere lijste hoeveel sij van de waaren aen toll souden te geven hebben,7 'twelck hun doch

    253

    aen zijde des conings in Dennemarcken niet en is gehouden geworden. Ende hadden sij hierin coniuncta persona met haere conincklijcke Mayesteyt moeten gaen, oock geen accord anders treffen als de volle vrijhijt der commerciën in haer oude gewoonte.

    Met haere conincklijcke Mayesteyt nu heeft het een ander insichte, want tussen de croonen Sweden en Dennemarcken sijn aeloude pacten, daerin specialijck begrepen hoe men procederen moet als men vermeint verongelijckt te sijn, welcke trappen den coning in Dennemarcken in geenen deele geobserveert heeft, maer is met het arresteren en wegnemen van goet en schepen directelijck daertegens gegaen ende ab executione rei aengevangen, ongeacht de conincklijcke rijcksraeden in Sweden aen die in Dennemarcken sich daerover per verscheide missiven beswaert hebben gehad,8 wtwijsende sulcx de copyen hierneffens gaende. Welcke aenmaeningen niet hebbende connen plaetse vinden, is haere conincklijcke Mayesteyt onomganckelijck genootsaackt geworden in wapenen te coomen, ten eersten omdat de oude pacten niet en sijn geobserveert maer gevioleert geworden, ten tweede omdat de navigatie en commerciën sijn getroubleert, ende ten derde omdat haere conincklijcke Mayesteyts goet en schepen tegens recht en verdragh sijn aengehouden en weggenomen geworden. Dieswegen dan desen staat volgens het 2. artikel gehouden is haere conincklijcke Mayesteyt te seconderen ende met deselve tot conjunctie der wapenen te treden.

    Volgens het 5. en 6. artikel en vermagh desen staat geen toevoer van ammonitie, schepen, bootsvolck of ietwes daerdoor den coning in Dennemarcken mochte gestijft werden, altoos niet doen, waertegens nochtans hier openbaarlijck is gehandelt geworden ende men veele musquetten, piecken, lonten, schepen, volck, etc. ten behoeve van den voorschreven coning heeft laeten passeren, niettegenstaende mijne meenichvuldige remonstrantiën ende ingeleverde memoriën om sulcx te doen beletten.9

    Volgens het 7. artikel sijn sij gehouden alle scheepvaart op Dennemarcken vanhieraf te staacken, 'twelck selfs soude moeten geschieden bijaldien haere conincklijcke Mayesteyt om andere redenen als om dit verbont in oorlogh waare gecomen, soo soodanige scheepvaart dit verbont ergens in prejudicieerde, waertegens sij nochtans notoirlijck handelen.

    Volgens het 8e artikel vermach haere conincklijcke Mayesteyt in dese landen werven en aennemen laeten volck, schepen, ammonitie,10 'twelck aen Dennemarck, als nu vijant sijnde, daertegens bij dit artikel verbooden is, waertegens sij als boven gemelt infractie gedoogen.

    Volgens het 13. artikel moet dit verbont in alles voorbehouden blijven, ende weete ick niet ofte desen staat volgens het 14. artikel aen den envoyé van den coning in Dennemarcken heeft connen audiëntie geven buiten kennisse van haere conincklijcke Mayesteyt.11

    254

    Volgens het 18. artikel hadde vanhieraf de volle ratificatie den 1 Februari 1641 in Sweden moeten wesen. Nu is den envoyé met de voorschreven ratificatie meer als eene gansche maent laeter vanhier eerst vertrocken12 ende dienvolgens noch spaeder ginder gecomen. Daerenboven verneme ick dat de ratificatie niet van alle provintiën geapprobeert is, maer dat de heeren Staten-General, alsoft se volcomen waare, deselve hebben afgevaerdigt. 'tWelck alles ende meerder, mijns erachtens, desen staat can voorgeworpen werden.

    Ende hebbe u. Exc.tie sulcx soo circumstantelijck willen oversenden, opdat deselve volle kennisse van de saacke soude hebben, waerover alsmede over de alliantie ick gerne u. Exc.ties gevoelen en sentiment sal vernemen. Oock met wat oogen men het Deensche werck ginder is aensiende. Soo iets in mijne macht is, 'twelck u. Exc.tie soude connen dienen tot wijdere dilucidatie en naerichtinge, sal ick sulcx wetende u. Exc.tie gans gerne mededeelen.

    Waermede u. Exc.tie bevelende in de protectie Gods verblijve, mijnheere,

    u. Exc.tie dienstwilligste,
    Petter Spieringh Silvercroon, op Norshollem
    erfgesetten.

    Hage, den 21 Martii 1644.

     

    Boven alle bovenstaende redenen soo heeft men hier noch voor, ons de lichtingen van schepen, volck en ammonitie te verbieden.13 Hierneffens gaet mede Gunters des secretarii van Dennemarckens propositie aen Haere Hoog Moogende,14 oock een Deensch manifest, dat niets in sich heeft.15 Het Sweedsch manifest is nu tot 2 verscheide reysen geïntercipieert geworden, soodat wij sulcx noch niet en hebben.16 Hierneffens gaet mede 'tgeen wij van nieuws van de conincklijcke armeën op dees17 en jeenzijde der zee18 hebben. Den heere Servien meint men toecommende Woonsdag vanhier te sullen vertrecken.19

    255

    Adres: A son Exc.ce, monsieur l'ambassadeur de Suede, Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 30 Martii.

    En in dorso: 21 Martii 1644 Spierinck.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 140. Oorspr. Eigenh. ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - In een niet overgeleverd schrijven van 12 maart 1644 had Grotius om de toezending verzocht van een afschrift van het verdrag dat op 1/11 september 1640 tussen ‘de Koningin en 't Koningrijck van Sweden aen d'een, en de Heeren Staten Generael en de Vereenigde Nederlanden aen d'andere sijde’ was gesloten ‘tot versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaert en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (Aitzema (fo) II, p. 691-698); zie no. 6757.
    3 - De in deze passage vermelde bijlagen zijn niet overgeleverd.
    4 - Na de aanbieding van de ‘communicatoriae ... super motibus Danicis’ van koningin Christina van Zweden, dd. 20/30 december 1643, op 17 februari 1644, stond de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona in voortdurend contact met de Staten-Generaal. Op zijn verzoek werden de conferenties gehouden ‘in een plaetse langs der aerde’ (de kamer van de Raad van State) wegens zijn ‘imbecilliteyt van beenen’ (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 45-61).
    5 - Op 9 februari had de Zweedse resident al zijn ongenoegen uitgesproken over de afwachtende houding die de Staten-Generaal in het Zweeds-Deense conflict aannamen; zie no. 6728.
    6 - Carel Carelsz. van Cracauw († 21 september 1646), in 1625 door de Staten-Generaal aangesteld tot commissaris in de Sont, sinds 1632 Staats resident in Denemarken. In het voorjaar van 1643 verscheen de resident in de Republiek, maar op 11 juli 1643 ontving hij de instructie om zich gereed te houden voor vertrek ‘om te remediëren de grote molestiën en kwellingen, die de ingezetenen der Verenigde Nederlanden dagelijks in Denemarken en Noorwegen bejegenden’. Op 26 december 1643 resideerde hij weer in Helsingør (Schutte, Repertorium I, p. 238-239, en Kronijk van het Historisch Genootschap 17, vierde serie 2(1861), p. 390-413).
    7 - In het voorjaar van 1641 hadden de Staten-Generaal de bemiddeling van aartsbisschop Frederik van Bremen aanvaard in hun geschillen met koning Christiaan IV over de tolheffingen in de Sont. In de onderhandelingen die de Staatse commissarissen Willem Boreel, Albert Sonck en Johan van Weede te Stade en te Glückstadt voerden, beloofde de Deense vorst het leed van de schippers en bevrachters te verzachten met een verlaging van de tarieven voor de duur van vijf jaar. Met de invoe- ring van nieuwe heffingen als het ‘Brugge- ofte Haven Geldt’ tartte de koning het geduld van de zeevarenden (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 28-35 en p. 38-39).
    8 - Vgl. no. 6739. De klachten zijn te lezen in ‘Die koniglichen Schwedischen herren Reichsrahtte schreiben an die Reichsrähtte in Dannemarcken’, dd. 19/29 augustus 1643; zie no. 6555 (dl. XIV).
    9 - In januari begon Petter Spiring Silvercrona memoranda op te stellen tegen het verlenen van vergunningen om kogels en kruit naar Denemarken of Hamburg uit te voeren; zie no. 6673.
    10 - De Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer bracht in de Republiek een kleine hulpvloot van dertig schepen bijeen. Eind april kon deze versterking het Vlie uitvaren (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 57-62). Zijn ongenoegen over de geringe voortvarendheid van de Staten-Generaal en de Staten van Holland vertolkte hij in een brief aan rijkskanselier Axel Oxenstierna (Oxenst. Skrifter 2. afd., XI, p. 672-673).
    11 - In zijn brief van 6 maart 1644 (no. 6750) had de Zweedse resident melding gemaakt van de aankomst van de Deense kamersecretaris Frederik Günther in Amsterdam. De Staten-Generaal verleenden de woordvoerder van koning Christiaan IV op 16 maart een openbare audiëntie.
    12 - Mr. Jan van Duynen, advocaat bij het Hof van Holland, werd bij resolutie van de Staten-Generaal, dd. 28 maart en 2 april 1641, belast met het overbrengen van de ratificatie van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640; vgl. nos. 5079, 5116 en 5147 (dl. XII).
    13 - De Staten van Holland dienden op 7 april een voorstel tot een dergelijk verbod bij de Staten-Generaal in (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 59-61).
    14 - Een afschrift met de tekst van de toespraak van de Deense kamersecretaris Frederik Günther is teruggevonden in Grotius' papieren (hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 137).
    15 - In het schip dat de Deense kamersecretaris naar Amsterdam had gebracht, bevonden zich exemplaren van het Deense Manifest van 30 januari/9 februari 1644; zie nos. 6726, 6734 en 6774. De ‘Succincta Relatio’ werd in de Republiek uitgebracht als ‘Manifest ofte Summarische Onderrechtinghe, waer uyt onder anderen te sien is, hoe sijne Conincklijcke Majesteyt in Denemarcken, Norwegen etc. vorstendommen Sleeswijck, Holsteyn, ende desselfs provintie Jutlandt van de Sweedsche Armee gants onverwacht, sonder eenigen noot, recht ofte oorsake, jae tegens die opgerechte accoorden ende erf-contracten, overvallen ende gants vyandtlijck ghetracteert worden’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5078 en 5079).
    16 - Het uitblijven van het Zweeds Manifest van 16/26 januari 1644. Op 19/29 maart waagden de rijksraden in Stockholm opnieuw een poging om enkele exemplaren door de Deense blokkaden in de Noord- en Oostzee te loodsen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 198).
    17 - Het nieuws over de laatste wapenfeiten van de legers van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson en diens generaal-majoors Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Caspar Cornelis de Mortaigne zal overeengekomen zijn met de berichten van de Zweedse agent Harald Appelboom in diens brief van 21 maart 1644 (no. 6774).
    18 - Het offensief van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn tegen de Denen in de gewesten Halland, Skåne (Schonen) en Blekinge.
    19 - De tweede Franse gevolmachtigde Abel Servien vertrok op woensdag 23 maart uit Den Haag. Op 5 april vertoonde hij zich in het gezelschap van ‘Madame l'ambassadrice’ (no. 6638) in Munster.