eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6726. 1644 februari 22. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Misi ad Blavium per liberos meos errata et addenda ad commentarios de Iure belli et pacis,2 quos iam tanti facit Danus, ut ex iis controversiam quae inter se et Suecos iam vertitur decidi postulet;3 putat enim ea quae de clarigatione scribis omnino ad causam

    166

    suam pertinere.4 Dixit Blavius se mihi ad plura quaesita responsurum, sed est ut nosti tardior.5

    Hogerbetius noster6 iam hic est ut causam suam adversus Lugdunenses urgeat, qui Curiae exhibuerunt rescriptum quo eius causae cognitionem, utpote publica anni 16187 et iam definita tangentem, ad Curiam non pertinere et si quid secus statuatur id se in Conventu Ordinum retractaturos minantur. Sunt inter senatores viri satis fortes, sed sunt et alii meticulosi. Quid constituturi sint videbimus. Interim queruntur quidam de nimia Hogerbetii mora ex quo primum libellum Curiae obtulit, nec sane immerito, nam indiligenter hic fuit.8

    Legatis qui in Anglia sunt nostris magna cum Harcurtio fuit contentio de receptionis modo.9 Dixit Harcurtius se domi suae nostros tam intrando quam exeundo velle praecedere, dextram etiam semper sibi sumere, titulum vero Excellentiae negare; addidit et se in sedili sessurum, legatis vero nostris sellas attribuendas. Sed ii ‹eum› ea lege eum invisere detrectaverunt. Haec res novis litibus praebebit materiam, interea publicum pacis negotium pendet. Testantur id versiculi ab aulico10 mihi suggesti:

    Le rang, le titre et la main font attendre les mediateurs en vain. La main, le titre et le rang coustent à l'Europe beaucoup de sang. Le rang, la main et le titre feront le Danois enfin belistre.

    Graswinkelius noster libellum edit de praecedentia Venetorum adversus Sabaudum.11 Videbimus quae in eam rem argumenta allaturus sit.

    167

    Has mihi Gronovius litteras ad te perferendas misit.12 Is iam filia, id est ut ille dicebat13 damno, familiam auxit.14 Libellum de Sestertiis ad te missum in litteris suis testatur; eum ubi acceperis quaeso iudicium tuum intelligam. De liberis tuis15 ubi certiora habueris quaeso intelligam. Pro iis quae de rebus Gallicis scribis gratias habeo, et ut id subinde ubi quid occurrit facias, rogo; est mihi indecorum res Gallicas in quibus tu versaris ignorare.

    Deus interea te, tuam, tuos diu nobis servet incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXII Februarii 1644, postridie natalem domini Utenbogardi LXXXVII.16 Vale.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 14 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Martii 1644.

    En in dorso: 22 Febr. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 296. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6704, beantw. d. no. 6743.
    2 - Johan en Jacob, de twee aan het Amsterdamse Athenaeum Illustre studerende zonen van Willem de Groot, moesten aan dr. Joan Blaeu het dossier met aantekeningen voor een bijgewerkte herdruk van Grotius' De iure belli ac pacis (BG nos. 571 en 572) overhandigen.
    3 - De kwestie van een vredebreuk zonder oorlogsverklaring werd behandeld in een Duits geschrift ‘Politischer, auss Göttlicher und der erbarn Völckern Rechten kürtzlich verfaster Discurs, ob die Cron Schweden ohne einige vorgehende publication und ankündigung des Krieges, die zu Dennemarck, Norwegen Königl. Majest ... unversehens feindlich überfallen, und deren Land und Leuth überziehen können?’ (Utrecht, RA, Archieven van de familie van Boetzelaer, inv. no. 1060; Stadtbibliothek Frankfurt am Main, Flugschriftensammlung Gustav Freytag, p. 382 no. 5714, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 177). De verontwaardiging van koning Christiaan IV over het Zweedse offensief klonk helder door in de ‘Succincta Relatio, quae inter alia reddit Manifestum quomodo serenissimi Daniae et Norwegiae regis Sleswici et Holsatiae ducatus, eiusdemque Maiestatis provincia Jutia improvisa Suecici exercitus invasione, nulla praecedente legitima causa, contra omne ius fasque, conventiones et pacta foedera hostiliter occupata sunt’, dd. 30 januari/9 februari 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5078).
    4 - De iure belli ac pacis, boek III, caput III (De bello iusto sive solenni iure gentium, ubi de indictione), § VII, 1: ‘Clarigatio’ (de door de fetialen (herauten) luid uitgeroepen eis tot schadevergoeding; vgl. Plinius, Historia naturalis 22, (3), 5). Op 10/20 januari 1644 namen de Zweedse rijksraden alsnog het besluit om een heraut naar de Zweeds-Deense grens bij Brömsebro te sturen. De keuze viel op de vice-fiscaal Nils Nilsson (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 437, en Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 446-447). Zie voor Grotius' commentaar op de kwestie van de vredebreuk zonder oorlogsverklaring, nos. 6734, 6861 en 6880.
    5 - De bijgewerkte herdruk van De iure belli ac pacis kwam pas in 1646 tot stand.
    6 - Adriaen Hogerbeets had in het najaar van 1642 de Leidse stadsbestuurders doen dagvaarden om langs deze weg postuum eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets (1561 - † 7 september 1625) te verzoeken. Een genoegdoening werd de familie van de voormalige Leidse pensionaris pas verleend nadat Grotius' kinderen en erfgenamen in 1662 een proces met betrekking tot het pensionarisambt van hun vader in Rotterdam hadden gewonnen; zie no. 5926 (dl. XIII).
    7 - Op 29 augustus 1618 werden de raadpensionaris en de pensionarissen van Leiden en Rotterdam bij het betreden van de Statenvergadering door een gardekapitein aangehouden en op het Binnenhof vastgezet.
    8 - Het eerste verzoekschrift dateert van 14 november 1642 (Leiden, GA, Bibliotheek, dossier R. Hoogerbeets 7000(4)).
    9 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude waren in de avond van de 27ste januari in Londen gearriveerd. In de tweede week van februari benaderden zij de Franse ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, met een verzoek om visiten uit te wisselen, maar dan wel op voorwaarde dat de Fransman hen de hoge hand en de titel van ‘Excellentie’ verleende (CSP Ven. 1643-1647, p. 72, en J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 321-322).
    10 - Wordt hier gedoeld op de dichtende Haagse hofsecretaris Constantijn Huygens (1596-1687), heer van Zuylichem?
    11 - De Dissertatio de iure praecedentiae inter serenissimam Venetam rempublicam et serenissimum Sabaudiae ducem, opposita dissertationi iussu serenissimi Sabaudiae ducis evulgatae, Leiden 1644, van de Haagse advocaat-fiscaal mr. Dirck Graswinckel (1600-1666) tegen het geschrift van Pietro (Pierre) Monod S.J., Trattato del titolo regio dovuto alla serenissima Casa di Savoia, Turijn 1633.
    12 - De brief van de Deventer hoogleraar Johannes Fredericus Gronovius van 9/19 februari 1644 (no. 6717), met de aankondiging van de toezending van een presentexemplaar van zijn onlangs van de pers gekomen De Sestertiis commentarius, Deventer 1643.
    13 - Vgl. Terentius, Heaut. 628.
    14 - Margaretha Gronovius († 1656) werd op 7/17 december 1643 geboren.
    15 - Cornelis en Dirk de Groot De familie wachtte op de tijding dat de één emplooi had gevonden in het Venetiaanse leger en de ander was vrijgekomen uit Beierse krijgsgevangenschap.
    16 - In zijn brief aan Grotius (no. 6724) gedacht Johannes Wtenbogaert het feit dat hij zijn 88ste levensjaar was ingegaan.