Mijnheer,
Wanneer ick wel zal onderrecht zijn van 'tgunt in uEd. quartieren passeert, zal ick garen mijne bedenckingen daerop zeggen, niet dat ick iet van die staet begeere, maer omdat ick liever heb dat een schip daer ick vrunden in hebbe behouden werde, dan vergae. Aengaende de zending nae Engelant, de credentie aen het parlement offenseert den coning.2 De andere voet can de redelijcke personen die in het parlement zijn niet offenseren. Ende Pyme is doot.3 Den grooten rang die coning Heindrick de Vierde aen de Vereenigde Nederlanden had gegeven, was op hoope van zijn proffijt te doen.4 Welcke apparentie zijnde besweecken, willen de Fransoizen haere preëminentie doen blijcken, doch met meening om daerin toe te geven, zoo zij in de ligue haer voordeel connen vinden;5 waertoe oock geen schenckagie, oock aen eenige van de Vergadering van Hollant,
26
zal werden gespaert, alzoo de Fransoisen daeraen veel gelegen is, niet alleen voor het tegenwoordige, maer oock om de hoope van mettertijd verder te comen. De obligatie aen Spaignie te allegueren duirende 't oorlogh van Spaignie6 is wat vremdt, maer zulcke dingen hebben de Fransoisen veel, quae non bene conveniunt cum sensu communi; natio comoeda est.7Het duiren van diverse cours van den adel van Hollant ende van de steden geeft mij quaed bedencken ende vrese dat mettertijd oock eenige steden8 zullen werden afgetrocken van den bond. D'heer Heufd is zeer voor de vereeniging van de Westindische Compagnie met de Oostindische,9 ende zoo zullen zijn allen die veel in de Westindische participeren. Mij dunct dat het uitstellen van 't octroi voor de Oostindische schadelijck is, te meer omdat men in onzeeckere poincten is met Portugael.10 Ick en meen niet dat oit Fransche ambassadeursvrouwen in Hollant zijn geweest ten tijde van de graven, zoodat die allegatie onvast gaet.11 Pauw spreect wel,12 heeft door lange oeffening eenige kennisse van affairen, doch niet heel solide, zoo mij dunct.
'tGunt uwe Ed. oordeelt van het duel,13 'tzelve is het oordeel hier van alle wijzen. Monsieur de Coligny vint zich wat beter. 'tGunt uwe Ed. adviseert van monsieur Brasset14 can wel zoo zijn. Ick zal daerop letten.
27
Onzen oudsten heeft noch niet gehandelt met Venetië; zoude garen colonel zijn.15 Can hij 't tewegebrengen zonder mijne groote coste ofte peryckel, ick ben tevrede. Den jongste is te Dutlinge nevens anderen gevangen ende is niet geweest onder de gevangenen die den hertogh van Lorraine zijn te beu[i]t gevallen;16 off hij in de macht is van de keizersche ofte Beyerschen weeten wij niet. Ick wenschte dat de Wijmaersche zaeck17 voor denzelve onzen zoon mochte eens tot een goed einde gebracht werden door recht ofte anderzins. De somme is wel wat moeite waerd.
9 Ianuarii 1644.
't Jaer moet alle d'onzen geluckigh zijn: de astrologiens alhier prognosticeren batailles, pest, stilstant, val van groote personen.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 9 Jan. 1644 uyt Paris.