eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7303. 1645 februari 6. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Daer is tijdinge dat een Deensch overste Bielke de Moerschanse, sijnde een pas tussen Norwegen en Sweden, per surprinse soude geoccupeert hebben.2 Ende willende vor-

    435

    ders in Sweden inmarcheren, door manquement van proviand en de moyelickhijt van de wegen bij wintertijden soude wederom terugge hebben moeten trecken nae Norwegen, laetende de schanse met 600 man beset. Ende is dit hetgeene de Deenen hier en elders soo groot hebben voorgegeven.

    Den overste Helm Wrangel ligt in ende om Aelburg in Jutland wel gecampeert;3 is wel versien van ammonitie en voeragie, alles volop. Den eertsbisschop van Bremen, rijcxmaerschalck Bille, generael-lieutenant Bauwer, generael-major Alefelt, met hun volck in de 7000 sterck, sijn dicht bij hem gelegert geweest, maer hebben op hem niets dorven attenteren. Ende hebben wij tijdinge dat deselve Deensche volckeren schielijck terugge sijn getrocken,4 gelijck dan de cavallerie onder Alefelt al te Itzehoe soude aengecomen sijn, den aertsbisschop te Gluckstad ende Bauwer wederom nae Fuinen over sijn gegaen. De reden van dese onvermoedelijcke decamperinge is onbekent;5 naerichtinge heeft men dat den aertsbisschop sich met den marschalck Bille wegen het commando gans niet connen verdragen. Sij hebben misschien mede gevreest de compste van Coningsmarck, die tegenwoordig Hornburg attacqueert ende beschiet.6 Ondertussen heeft graeve Pents7 met eenige Deensche troepen Pinnenberg, een slot niet wijt van Hamburg, berent in meeninge 'tselve per force te gewinnen.

    Van de hooftarmeën hebben wij niet anders als dat den generael Torstenson met de armee stond om in Bohemen in te trecken.8 Dat den landgraef van Hessen9 nae Dresden vervoert was met apparentie om tegens den overste Gersdorf10 en andere wederom gelost te werden. Jan de Weert soude met sijne 3000 man wederom terugge nae den Rijn gaen.11

    436

    Den rijcxdagh in Polen gaet sijnen begin nemen den 14 Februari12 ende alsdan mede de bijeencompste wegen de vereenigung der religie.13 Daer word een bisschop wt Polen nae Vranckrijck gedestineert, soo men segt, in 't stuck van 't houwelijck tussen den coning van Polen en de princesse van Nevers.14 Oock soude eene aensienlijcke ambassade wt Polen nae Sweden gedestineert werden.15

    De tractaten tussen Sweden en Dennemarcken schijnen hunnen voortgang den 8/18 Februari te sullen nemen.16 Van Deenscher zijde sijn daertoe genomineert den rijcxhofmeester Corvix Ulefelt, den rijcxcantselaer Höge, den slotheer te Fredericxburg Christof Ulefelt ende den stadhouder in Zeelant Zeefelt.17

    Van Osnabrugge en Munster word bericht dat de Fransche ambassadeurs18 sich de interceptie van het Portug[es]ysche lijck hooch aentrecken.19 De keysersche officiers die 'tselve gedaen hebben sijn te Munster, ende dorven sich niet vandaer begeven, also hun van den generael Veelen20 een arrest ende dienvolgens straffe gedraeigt werd. Een domesticq van den heere baron Oxenstirn, die bij het lijck is geweest, is wel wederom teruggegecomen en vrijgelaeten,21 maer van de restitutie des lijcks ende de daerbij ontnomene saacken en wil men niet weeten of daertoe verstaen. De heeren d'Avaux ende Servien souden soo wijt in oneenichijt sijn, dat den heere d'Avaux, het schrijven van den heere Servien in sijnen naeme alleen aen de stenden des Rijcx de novo gedaen,22 geïmprobeert soude we-

    437

    sen, ende soude hun van 't hof van Vranckrijck aenbevoolen sijn geworden sich onder malcanderen te verdragen23 ende tot noch toe bij de keysersche niet te roeren wegen de vrijstellinge van den ceurvorst van Trier.24

    Te Osnabrugge heeft de conincklijcke Sweedsche ambassade op begeeren van de stad Straesburg een speciael paspoort van de keysersche voor de Straesburg[sch]e gedeputeerden versocht, waertoe sich de keysersche25 soo weinig als tot een paspoort voor de stad Straelsond willen verstaen, voorgevende dat Straesburg wel een immediate stand is, maer niet in confederatie met Sweden of Vranckrijck. Dat behalven dat deselve stad den Praager Vrede hadde aengenomen ende dieswegen met den keyser nu niets te demesleren meer hadde, 'twelck alles directelijck is strijdende tegens het praeliminaer convent ende daerwt af te sien hoe de keysersche de vredestractaten aen alle canten soecken om te stooten.26

    Te Munster sijn de gerenoveerde keysersche en Fransche volmachten aengecomen. Maer de Spaensche blijven noch terugge,27 allegerende de Spaensche dat de Fransche selfs daervan oorsaack sijn, also hun courier buiten billichijt in Vranckrijck soude sijn opg[e]houden geworden. Ondertussen werden te Munster de Beyersche afgesanten verwacht,28

    438

    alsoock een van Savoyen,29 ende souden de gedeputeerden van de steden Straesburg, Nurenberg, Franckfort, Ulm op wegh sijn.30

    Ick blijve, mijnheere,

    u. Excellentie dienstwilligste.

    Hage, 6 Februari 1645.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 15 Febr.

    En in dorso: 6 Febr. 1645 Spierinck.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 162. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - Overste Henrik Bielke (Bjelke) (1615-1683) diende in het garderegiment van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen (DBL II, p. 74-77). De ‘Moerschanse’ (Morasschanze of Moritzerschanze) lag op de weg naar Karlstad (Värmland) (‘Brieven van den resident Carel van Cracau’, in Kronijk HG 17(1861), p. 402-403; Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 151, en Gazette 1645, nos. 13, 21 en 29, dd. 28 januari, 18 februari en 18 maart 1645).
    3 - Het leger van de Zweedse kolonel Helmut Wrangel verschanste zich aan ‘de watercant’ in het noordoosten van Jutland (het gebied van Vendsyssel).
    4 - De Deense bevelhebbers Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen, maarschalk Anders Bille (Bilde), generaal-majoor Frederick von Bauer en kolonel Claus Ahlefeldt gaven de strijd in Jutland op (Gazette 1645, nos. 21 en 222, dd. 18 en 25 februari 1645).
    5 - De Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645, zinspeelde op de tweedracht in het Deense opperbevel: ‘Il y a grand differant entre l'Archévesque de Brémen et le sieur André Bille Mareschal du Royaume de Dannemarc; celui-ci voulant avoir le commandement général, non seulement des troupes Danoises, mais encor de celles qui sont au païs de Holstein: ce que cet Archévesque, qui est encor à Rensbourg, prétend lui appartenir’.
    6 - Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, stond op 21 januari voor de vesting Hornburg. Het keizerlijke garnizoen capituleerde op 26 januari (Gazette 1645, no. 222, dd. 25 februari 1645).
    7 - Graaf Christian von Pentz (ca. 1600-1651), schoonzoon van koning Christiaan IV van Denemarken, gouverneur van Glückstadt (DBL XI, p. 252-253), nam het initiatief tot de belegering van het kasteel Pinneberg. De Zweedse garnizoenssoldaten weerden zich zo dapper dat de graaf zijn manschappen tot de orde moest roepen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 611, en Gazette 1645, nos. 222 en 24, dd. 25 februari en 4 maart 1645).
    8 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson was met een leger van 14000 soldaten Bohemen binnengetrokken. Op 26 januari voegde hij zich bij zijn voorhoede in Chomutov (Doc. Boh. VII, p. 171-172, nos. 499 en 501).
    9 - Landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege, kolonel in Zweedse dienst, was bij Zeitz gevangen genomen door het Saksische garnizoen van Zwickau (Gazette 1645, nos. 10 en 12, dd. 21 en 28 januari 1645). Op 18 februari publiceerde de Gazette 1645, no. 21, een bericht uit Pirna van 25 januari 1645: ‘Le Lan[d]grave Fréderic de Hesse qui estoit prisonnier à Zvikaw, a esté conduit à Dresde, dans le chasteau de laquelle ville il est logé. Le Général Major Gersdorf a esté mis en liberté sur sa parole pour traiter de la rançon de ce Landgrave’.
    10 - Kolonel Gersdorf, de Saksische garnizoenscommandant van Pegau; zie no. 7230.
    11 - De Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth zette zijn mars naar de kwartieren van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen onvermoeibaar voort. Op 19 januari verscheen hij in de Boheemse grensstad Domažlice (Taus) (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 151).
    12 - De Poolse rijksdag kwam op 14 februari 1645 in Warschau bijeen (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 198, en ‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1868), p. 712-714).
    13 - Het godsdienstgesprek van katholieken, lutheranen en calvinisten. Op 28 augustus sprak de Poolse kanselier Jerzy Ossolińsky in het stadhuis van Toruń de openingsrede uit (Jobert, De Luther à Mohila, p. 388-392).
    14 - Koning Wladislas IV van Polen maakte zijn verloving bekend met de Franse prinses Maria (Louise-Marie) van Gonzaga, dochter van hertog Karel I van Nevers en Mantua. In augustus 1645 ondernamen de Ermlandse bisschop Wacław Leszczyński en Krzysztof Opaliński, ‘woiwode’ van Poznań, de reis naar Parijs (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 216 en p. 218).
    15 - Koningin Christina wachtte de komst van een Poolse delegatie niet af. Op 16/26 november had zij in aanwezigheid van de rijksraden het besluit genomen om de koning van Polen officieel bericht te doen van haar troonsbestijging. De missie vertrouwde zij toe aan de kanselarijraad Axel Sparre; vgl. Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 669; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 474.
    16 - De aanvangsdatum van het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro, op de grens van Kalmar (Zweden) en Kristianopel (Denemarken), werd op verzoek van beide partijen verschoven naar 8/18 februari 1645.
    17 - Koning Christiaan IV van Denemarken had op 13/23 januari instructies laten opstellen op naam van rijkshofmeester Corfits Ulfeldt (Ulfelt), kanselier Christen Thomesen Sehested en de rijksraden Christoffer Urne en Jørgen Se(e)feld (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 450-452). Rijkskanselier Just Høg (1584-1646) en rijksraad Christoffer Ulfeldt (1583-1653) bleven in de nabijheid van het hof (DBL VII, p. 31-33, en XV, p. 135-136).
    18 - De Franse delegatie te Munster bood niet alleen bescherming aan de Portugese gevolmachtigden dr. Luís Pereira de Castro en Francisco de Andrade Leitão, maar ook aan de Catalaanse gevolmachtigde dr. José Fontanella, ‘regente de la Audiencia del Principado de Cataluña’. Laatstgenoemde had op 14 januari de terugreis naar zijn vaderland aanvaard; onderweg, in het zicht van de stad Rheine, onsnapte de Catalaan ternauwernood aan een keizerlijke hinderlaag (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 69 en p. 101-102, en Diarium Volmar I, p. 260-261).
    19 - De aanhouding van de lijkstoet van de Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes door de keizerlijke ritmeester Wolff (Wulff).
    20 - De keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Alexander (1599-1675), graaf van Velen en Megen (Westfälische Lebensbilder VI, p. 1-13).
    21 - De vrijlating van Daniel Jansen, lijfwacht van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna; zie no. 7261.
    22 - De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, distantieerde zich nadrukkelijk van de persoonlijke brief van zijn collega Abel Servien aan de Frankforter ‘Deputationstag’, dd. 18 december 1644.
    23 - Staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, herinnerde de gevolmachtigden aan hun vredestaken. Op 21 januari was de storm in de Franse residenties te Munster enigszins geluwd (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 24-25 en p. 81-82).
    24 - In hun propositio, dd. 4 december 1644, hadden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien krachtig aangedrongen op de vrijlating van de nog steeds door de keizerlijken gevangen gehouden Trierse keurvorst-aartsbisschop Philipp Christoph von Sötern. De regering in Parijs was niet gelukkig met deze eis en stelde in een memorandum, dd. 1 januari 1645, vast: ‘il eust esté à désirer que sur le faict de monsieur l'eslecteur de Trèves lesdictz sieurs plénipotentiaires n'eussent pas demandé son restablissement présent dans ses Estatz puisque c'est un poinct à estre traicté dans la pais mesme’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 4).
    25 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane accepteerden geen Zweedse bemoeienis met het vrijgeleide dat het stadsbestuur van Straatsburg had aangevraagd, want de rijksstad was sinds de vrede van Praag (1635) een ‘neutrale stad’ en had op de Regensburger Rijksdag (1640/1641), in aanwezigheid van de keizer en de rijksstanden, plechtig bezworen ‘mit der cron Schweden so wenig als Franckreich einige bündtnüs oder adhaerentz zu haben’ (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 162, en Diarium Lamberg, p. 41).
    26 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius voerden met de keizerlijken te Osnabrück een felle strijd over de in het preliminair vredesverdrag van Hamburg (25 december 1641) vastgelegde verplichting tot afgifte van vrijgeleidebrieven aan de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Zweedse kroon (Stralsund en andere ‘mediatstände’).
    27 - De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden de koeriers twee maanden (20 november-20/30 januari) de tijd gegeven om de geëmendeerde volmachten uit Wenen, Madrid en Parijs op te halen. De Spaanse koerier kwam als laatste binnen (31 januari) (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 280-284 en p. 350-357).
    28 - De Beierse gevolmachtigden Georg Christoph, vrijheer van Haslang, en dr. Johann Adolf Krebs wachtten in Hamm ap de inwilliging van hun ceremoniële wensen. Als vertegenwoordigers van de keurvorst-hertog van Beieren meenden zij aanspraak te mogen maken op een ontvangst volgens hetzelfde protocol als tot nu toe in acht was genomen bij de intochten van de gevolmachtigden van gekroonde hoofden en de ambassadeur van de republiek Venetië. Later dan verwacht, op 22 februari, maakten zij hun entree in Munster (Acta pacis Westphalicae; Diarium Wartenberg I, p. 66-70 en p. 103-104).
    29 - De Savoyaardse gevolmachtigden, Claudio Gerolamo Chabod (Chabo), markies van Saint-Mauris (S. Maurizio), en de Piëmontese senator Gian Francesco Bellezia, hadden de Franse hoofdstad op 3 januari verlaten (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 40). In de eerste week van februari namen zij hun intrek in het ‘Amtshaus’ te Wolbeck, ten zuidoosten van Munster (Acta pacis Westphalicae; Diarium Wartenberg I, p. 84 en p. 122, en Claretta, Storia della Reggenza II, p. 128-132 en p. 363-365).
    30 - De afgevaardigden van de rijkssteden maakten zich reisvaardig: dr. Markus Otto (Straatsburg), dr.Tobias Oelhafen (Neurenberg), dr. Zacharias Stenglin (Frankfort) en dr. Sebastian Otto (Ulm) (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 191, p. 249, p. 252 en p. 284).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]