302
Mijnheere,
De Deensche trouppen onder den generael-major Alefelt sijn in haere quartiren in Ditmarschen, Eyderstede en bij Itzeho getrocken, sonder dat sij de conjunctie met die in Fuinen hebben dorven in 't werck richten.2 Naebij Lubeck sijn sij den Sweedschen oversten Sleesbusch overvallen ende hebben hem 70 ruiters geruïneert, waerop hij weder nae Wismar vertrocken is.3 Hij hadde in alles maer 130 peerden met intentie om bij den oversten Helm Wrangel te stooten, dewelcke sijne quartieren in Judlant gerustigh is besittende. Bestaende sijne forces over de 4000 welberedene ruiters, 1200 te voet en 400 dragonners, 12 stucken geschut, waeronder 4 halve cartouwen,4 ende doet sich dagelijcx meer verstercken, also de Duitsche in Deensche diensten tot hem meest overvallen.5
Den coning van Dennemarcken bevind sich noch te Coppenhagen, ende is de schade die hij onder het oog heeft niet buiten apprehentie van pericul. De edele en gemeente roept aldaer om vrede, waernae den coning weinig luisteren wil. De Deensche rijcksraeden begrooten de leste schade ter zee geleden op 1200000 rijcksdaelders.6 Generael Horn laet Uthstede, liggende aen de Oostzee, fortificeren.7
Of de aengestelde vredenstractaten tegens den 15 Jannuari hun voortgang sullen hebben, is onbekent.8 Wt het rijck Sweden sijn in lange geene brieven gecomen. Het schijnt de posten, vermits eenig groot desseing, daer opgehouden werden. Men hoort niet dat Dennemarcken eenige nieuwe vloote soude laeten toerusten; soo is mede wegen des winters de Sweedsche vloote in de havenen van Wismar en anders.9 Magdenburg soude van Coningsmarck ende de Hessische noch geblocqueert sijn.10 In de stad soude
303
on[t]breecken sout en hout, Gallas noch daerbinnen sijn. Ondertussen soude den generael Torstenson Pegau11 in brant geschooten ende het ceur-Saxische guarnisoen daervan sich op discretie overgegeven ende sich hebben moeten onderstellen.12Van Osnabrugge word geschreven dat den 6/16 passato den Portug[es]ischen ambassadeur dom Botelho aldaer overleden is.13 Dat de keysersche hunne propositie aen de conincklijcke Sweedsche legaten hebben overgelevert,14 bestaende tot reassumeringe der tractaten van anno 1635.15 Op het ander articul van de Sweedsche propositie wegen het pousseren van der stenden aencompste,16 daerop hebben sij sich noch niet verclaert; schijnt oock dat sij daertoe geen grooten lust hebben.
Ick blijve, mijnheere,
u. Excellentie dienstwilligste.
Den 2 Jannuari 1645, welck jaar ick u. Excellentie met sijne gansche familie ende alles wat deselve lief en aengenaem is, geluckigh en heylsaem wensche.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 11 Ian. 1645.