eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    670

    7431. 1645 mei 16. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Venti adversi2 diu nos detenuere,3 ita ut octavo die pervenerimus Hamburgum,4 ubi me invisit dominus Schrasvius, residens pro Batavis, et amice mecum de horum temporum rebus collocutus est.5 Helmstadienses naves6 nos tuto passae sunt praetervehi, forte in navi nostra putantes Batavos esse legatos. Cras cogitamus Lubecam, aut ibi aut Vismariae, ut spero, naves reperturi quae nos vehant Calmariam, ubi nunc audimus esse dominum magnum cancellarium et legatum Galliae et legatos Batavos.7

    Deus iter nostrum secundet, non nostro tantum, sed et publico bono, teque et uxorem servet cum liberis et amicis. Si in Suediam ad me mittes literas, non alio uteris titulo quam Consiliarii reginae,8

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae [sic], 16 Maii 1645.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 749 no. 1760. In werkelijkheid was Hamburg de plaats van verzending.
    2 - De dichter Joost van den Vondel bezong de komst en het vertrek van de geachte gast in een Danckdicht aen Boreas, die zijn Excellentie Huigh de Groot t'Amsterdam een poos ophielt, 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5237, en Vondel; volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza, ed. A. Verwey, Amsterdam 1986, p. 793 en p. 981).
    3 - Op 8 mei nam Grotius in de Amsterdamse Stadsherberg afscheid van zijn familie en vrienden (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 404-405; Briefw. P.C. Hooft III, p. 742-745 no. 1301, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 120). Neef Johan van Reigersberch en een zoon van de Zeeuwse rekenmeester David van Reigersberch sloten zich bij het reisgezelschap aan (Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 317-320).
    4 - Het Amsterdamse admiraliteitsschip liep op 15 mei de haven van Hamburg binnen.
    5 - Mr. Hendrick Schrassert (1600-1651), zoon van een raad en schepen van Harderwijk, sinds 1640 Staats resident te Hamburg. In zijn depêche van 10/20 mei 1645 rapporteerde hij: ‘Naedat den Sweedschen Ambassadeur de Groot eenige publycque Ministers ende oock mij aen't logement gevisiteeert, is hij op eergisteren morgen van hier over Lubeecq naer Sweden gereyst’ (‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 345).
    6 - Lees: ‘Gluckstadienses naves’. Het Deense garnizoen van Glückstadt hield rekening met de reis van de Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse naar het vredesoverleg te Brömsebro.
    7 - Rijkskanselier Axel Oxenstierna, de Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, en de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en Joachim Andreae bevonden zich reeds aan de Zweeds-Deense grens (Kalmar, Söderåkra en Kristianopel).
    8 - Grotius had in 1634 de benoeming ontvangen van Zweeds ambassadeur in Parijs en ‘Raadt van Staat van 't zelve Rijk en Kroon, om dezelve te raaden en te dienen tot bevordering van haare hoogheidt, praeëminentie, voordeel, eer en reputatie’ (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 5-6).