eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7397. 1645 april 1. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Zoo Zeelant zich met de andere provinciën niet en wil vougen2 - dat om de zaecke te traineren ende niet bij de handt te grijpen zonder nieuwe deliberatie -, zal Zwede niet

    607

    zonder reden zijn geoffenseert ende clagen dat het verbond van het jaer 1640 niet wel en werdt onderhouden.3 Oock zal door schoone occasie ende bequaemer tijd verloren werden. Wij moeten verwachten wat hierop bij d'heer Knuit zal werden gesproocken ende waertoe Haerlem ende Leyde zullen gaen.4 De nieuwe lichtinge werden niet zonder reden gevordert, alzoo dit jaer bequaem zal zijn om iet in Vlaenderen van twee canten aen te grijpen,5 gebruickende den tijd van de verdeelingen van Engelant. In het stuck van Oost-Vrieslant dient op alle maniere contentement gegeven aen mevrouw de landgravinne, die veel doet ende doen can tot de gemeene zaecke.6 Zoo Hollant ende Zeelant eensch zijn op de Oostindische zaecke,7 zullen zij de destructie van de conquesten aldaer geluckelijck gedaen connen beletten. Nopende de propositie van het kerckelijck van Engelant zoude moeten geweten werden, off de synode nationael zal bestaen uit bisschoppen als vanouds, off uit predicanten, ofte uit beiden.8 Hoe men het neeme, zie ick niet dat daervan iet goeds can comen.9

    1 April 1645.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den I April 1645 uyt Paris. Sinode tot Londen.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40 s. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7398.
    2 - De gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande hadden op 8 maart hun steun verleend aan het voorstel van de Staten van Holland om een vloot uit te rusten ter beveiliging van de vaart door de Sont. Alleen de Staten van Zeeland hielden hun advies nog achter de hand (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 182-186, en ‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 295-296).
    3 - Frederik Hendrik en de Staten-Generaal zonden een delegatie naar Zeeland om Johan de Knuyt, de vertegenwoordiger van de Eerste Edele in Zeeland, en de prinsgezinde steden Goes, Tholen, Veere en Vlissingen te bewegen tot nakoming van de verplichtingen die het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640 de leden van de Unie had opgelegd. Onder protest schikten de Staten van Zeeland zich naar de meerderheid (Kernkamp, o.c., p. 185).
    4 - De afgevaardigden van Haarlem en Leiden stelden het vraagstuk van de financiering van een oorlogsvloot tegen Denemarken aan de orde. De oplossing werd gevonden in een vergunning tot een bijzondere belasting (veilgeld) op alle schepen die vanuit een haven in de Republiek uitzeilden naar de Oostzee en Noorwegen (Kernkamp, o.c., p. 188 en p. 259-290).
    5 - De voorbereiding van de campagnes van de Franse en Staatse legers in Vlaanderen. Op 14 maart trof de Franse envoyé Godefroi d'Estrades met de prins en een commissie van de Staten-Generaal een regeling voor een buitengewone Franse onderstand van 300000 ponden ten behoeve van de lichting van verse Staatse troepen in Westfalen en het prinsbisdom Luik (Correspondance d'Estrades I, p. 245 en p. 249).
    6 - De landgravin van Hessen-Kassel had gaandeweg haar vertrouwen verloren in de goede afloop van de Haagse besprekingen over de Hessische inkwartiering in Oost-friesland. In een brief van 23 januari 1645 deed zij een beroep op de goede diensten van de Franse envoyé. Haar verzoek kwam bij de juiste persoon terecht: op 24 april bracht Godefroi d'Estrades de betrokken partijen - de landgravin, graaf Ulrich II van Oostfriesland en de Staten-Generaal - nader tot elkaar in een accoord over de verlenging van het staakt-het-vuren voor de duur van 10 maanden (Correspondance d'Estrades I, p. 217, p. 224-225, p. 228-229, p. 232, p. 237-247 en p. 253-254, en L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 257-258).
    7 - Grotius dacht aan een initiatief van de zes V.O.C.-kamers (Amsterdam, Zeeland (te Middelburg), Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen) tegen het besluit van de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande, dd. 4 maart 1645, om het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie ‘impetrabel en open voor een ieder’ te verklaren.
    8 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude hadden hun voorstel van ‘een Synode Nationael in dit Coninckrijck’ eerst voorgelegd aan de koning in Oxford. Op 24 februari/6 maart richtten zij het woord tot de ‘lords’ en ‘commons’: ‘Als wij een nationael sinode hadden voorgeslagen met assumtie van alle protestantsche kercken, soo worde ons onder de handt geseyt, dat het onaengenaem waer, waerom wij weder harwaerts [Oxford] sijn gegaen’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 134-135; ‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 40-44; The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 345-346, en S. Groenveld, Verlopend getij, p. 119).
    9 - Een verwijzing naar de Acta ofte handelinghen des Nationalen Synodi ... tot Dordrecht anno 1618 ende 1619.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]