Mijnheer,
Ick heb op huiden ontfangen uEd. brief sonder date, waerin is van het rende[z]-vous te Dordrecht2 ende het rapport van de ambassadeurs uit Engelant gecomen.3 Ick dancke uE. van de advysen; bidde te continueren ende de inscriptie te maecken: A monsieur de Groot, cy-devant ambassadeur de la reine de Suede en France.4 UEd. heeft wel geraiden dat uEd. brief mij te Wismaer soude vinden, alwaer wij nu acht dagen zijn, wachtende dat den heer generael5 ons convoi zal geven, 'twelck tot noch toe niet en is geschiet, omdat den
673
heer generael zijne schepen bijeen moet houden, vresende voor een attaque van de Denen. Maer verwacht een vloot uit Swede6 ende zegt ons dan te zullen helpen.7Ick blijve uEd. voor alle de zorge voor mijne zaecken ten hoochste geobligeert.
[Wismar]. Den 28 Mei 1645.
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, uyt Wismar, den 28 Mey 1645. Insc[r]iptie van brieven.