eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7435. 1645 mei 28. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick heb op huiden ontfangen uEd. brief sonder date, waerin is van het rende[z]-vous te Dordrecht2 ende het rapport van de ambassadeurs uit Engelant gecomen.3 Ick dancke uE. van de advysen; bidde te continueren ende de inscriptie te maecken: A monsieur de Groot, cy-devant ambassadeur de la reine de Suede en France.4 UEd. heeft wel geraiden dat uEd. brief mij te Wismaer soude vinden, alwaer wij nu acht dagen zijn, wachtende dat den heer generael5 ons convoi zal geven, 'twelck tot noch toe niet en is geschiet, omdat den

    673

    heer generael zijne schepen bijeen moet houden, vresende voor een attaque van de Denen. Maer verwacht een vloot uit Swede6 ende zegt ons dan te zullen helpen.7

    Ick blijve uEd. voor alle de zorge voor mijne zaecken ten hoochste geobligeert.

    [Wismar]. Den 28 Mei 1645.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, uyt Wismar, den 28 Mey 1645. Insc[r]iptie van brieven.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, UB, Pap. 2. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. op een ontbrekende brief van ca. 8 mei 1645.
    2 - De aanvang van het ‘groot desseyn ende entreprinse’ van Frederik Hendrik in Vlaanderen. In de garnizoenssteden van het Staatse leger werd de trom geroerd ter aankondiging van het rendez-vous te Dordrecht op 25 mei (Aitzema (fo) III, p. 80; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 115-117, en Het Staatsche leger IV, p. 145-146).
    3 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi (1560/61-1654) bleef in Londen achter voor de afwikkeling van de lopende zaken. Op 4 mei verwittigden de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude raadpensionaris Jacob Cats van hun aankomst in de Republiek. Twee dagen later brachten zij in de vergadering van de Staten-Generaal rapport uit van hun vredesmissie naar Engeland (Res. SH, dd. 5 en 7-9 mei 1645, en Aitzema (fo) III, p. 39-40).
    4 - In zijn Hamburgse brief van 16 mei 1645 (no. 7432) had Grotius aangedrongen op de adressering (superscriptie): ‘raed van de coninginne [van Sweden]’.
    5 - Generaal-majoor Karl Gustav Wrangel, bevelhebber van de Zweedse vloot in Wismar, kwam op de dag van Grotius' aankomst (21 mei) op het spoor van een man die door inwoners van Lübeck was opgestookt om tijdbomkisten te plaatsen in twee van zijn beste oorlogsschepen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 662-666 en p. 668-669).
    6 - De vloot van de Zweedse admiraal Erik Ryning (Rynning) had de haven van Dalarö (vlootbasis bij Stockholm) nog niet verlaten (Oxenst. Skrifter 2. afd.,VIII, p. 668-671).
    7 - Het Zweedse oorlogsschip ‘Regina’ lichtte in de vroege morgen van de 4de juni het anker (nos. 7438 en 7439).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]