eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    671

    7432. 1645 mei 16. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Bij de acht dagen onderwege op zee zijnde geweest,2 zijn wij hier gisteren gearriveert. Mijnheer den resident Schrasser is mij wezen bezoucken. Heeft mij gecommuniceert de tijdingen van de gezanten der Vereenigde Nederlanden, zoo die in Denemarc als die in Swede zijn; oock van den resident Cracouw.3 Toont affectie tot Swede. Ick [heb] hem weder betoont mijne affectie om in deze occurrentie de Vereenigde Nederlanden te dienen, hoopende dezelve metterdaet te betoonen. Die van Gelucstad hebben ons zien ende laeten passeren. Ick en weet niet off zij geweten hebben wie in het schip was. De heer Schrasser heeft de opinie dat ick gezonden zal werden nae Munster. Morgen hoopen wij te gaen nae Lubec ende off daer off te Wismar een schip te becomen nae Swede. Zoolange ick in Swede ben, zal uE. de superscriptie maecken aen mij met de qualiteit van raed van de coninginne.

    Tot Hamburg, den 16 May 1645.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 16 Mey 1645 Hamburck.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, UB, Pap. 2. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
    2 - Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' brief aan Willem de Groot, dd. 16 mei 1645 (no. 7431).
    3 - De brieven van de Staatse ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Soncken Joachim Andreae (Kristianopel), de brieven van Jacob de Witt (Kalmar en Söderåkra) en de depêches van Carel Carelsz. van Cracauw, Staats resident in Denemarken (‘Brieven van den resident Carel van Cracau’, in Kronijk HG 17(1861), p. 411-413).