eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1113. 1626 december 21. Van J. Brasser1.

    Laus Deo. Den 21 December 1626. In Amsterdam.

    Mon couzijn,

    Op mijne twee leste - hoewel van geender importantie - hebbe ick van (uE.) geen antwoort vernoomen, nyet wetende de redenen vandyen.

    Wij hooren hyer veel van (de) misverstanden ende jalousyën der groote int selve rijck, maer met weynich particularitei(ten) off seeckerheyt. Insonderheyt verstaen wij van verscheyden octrooyen van nyeuwe commertiën, die men aldaer van meninge es op te rechten, ende dat uwe E. aldaer ernstelick wert versocht, om hem als directeur derselver te laeten imployeren2, twelck bij enige alhyer wert geaprehendeert tot nadeel van de Oost-Indische Comp.ie ende alle andere negotiën te strecken, dwelcke doch genouch vervallen zijn, zoo dat ick verstaen heb, men tselve van mening es in dese vergadering van Hollandt3 te remonstreren, omme daerinne op de bequaemste manieren te voorsyen; wadt daerwt volgen sal, wil den tijt haest leeren. Ick bekenne, dat uwe E., als hyer gedisgracieert zijnde, wel oorsaecke heeft tot voorstandt van zijne famille hem aldaer te laetten gebruycken, doch ick wil hoopen uwe E. hem daerinne nyet verhaesten sult; misschyen wat veranderinghe hyer can voorvallen, dat uwe E. vrijelick int

    90

    landt soudt moogen koomen. De gemoederen beginnen vrij wat te bedaren, zoodat ick hoope wij door de meeste swaricheyt sijn ende dat wij bij den anderen vreetsamich int lant sullen moogen blijven, alsoock dat dengeenen, die tot haer ontschult tselve hebben moeten ruymen, daer wederom sullen moogen inkoomen. Alleen dunckt mijn de meeste swaricheyt te zijn, hoe wij den vijandt thooft sullen kennen bieden: de lasten der oorlooge vallen van jaer tot jaer swaerder, daertegens het innekoomen minder, doordyen alle negotie declineren, de schade van de Dunckerkers es seer groot ende coomt alles opten coopman aen, men es althans wederom doende, omme den honderste off 200e pg. te vinden ende wert geseyt, dat sulckx nyet mach helpen. Godt wil de heeren Staten wijsheyt geven, hebben dye in dese swaere tijden wel van doen. Dirck Gerrits Meerman ende Jan Duyst van Voorhoudt4, voor desen affgesette vroetschappen tot Delff, zijn inde voorgaende weeck wederom vroetschappen aldaer gemaeckt, neffens noch 2 andere. Off men sulckx te lichtmis hyer soude goet vinden te doen, daer soude ick aen twijffelen, maer gelooft, dat effenwel de mannen van courage binnen deser stadt noch nyet al doot en zijn. De kerckelicke zijn noch deselffve als voor desen, tot rust ende vrede - zoo zij aen haeren medebroeder Hanecop5 bewijssen - weynich genegen.

    De saecke van den coninck van Denemarcke6 gaen niet seer voorspoedich: Tilly es hem deun op de hacken, des keysers saecken, naer wij verstaen, gaen voor hen naer wenssen. Men spreeckt hyer zeer veel van treves, off tenminsten van opening der licenten, maer can nyet gelooven, datter yets aen es. Godt geve alles ten besten. Hyermede met uwe E. huysvrouwe vundelick gegroet ende Godt almachtich bevole

    Uwer E. dyenstw. Couzijn
    Joost Brasser.

    Adres: A Monsieur Monsieur Hugues Grotius, demeurant au faulxbourg des Germains, vis à vis de l'hostel de Condé. A Paris. Francq.

    In dorso schreef Grotius: 21 Dec. 1627. I. Brasser.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk, cat. v. hss., no. 809. Eigenh. oorspr. Gedrukt Oud-Holland. Nieuwe Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlandsche Kunst, Letterkunde, Nijverheid, enz. onder redactie van Mr. N. de Roever en van Dr. A. Bredius. Negende jaargang 1891. Amsterdam 1891, p. 243. De schrijver, remonstrant te Amsterdam, was de broer van de Delftse pensionaris, later thesaurier-generaal, Govert Brasser.
    2 - Zie o.a. nos. 1075, 1100, 1106, 1110, 1115; Nicolaes van Reigersberch ziet niet veel in deze Franse plannen; zie no. 1111.
    3 - Zie no. 1111, p. 88 n. 1.
    4 - Zie resp. no. 1110, p. 86 n. 6 en no. 1076, p. 51 n. 3.
    5 - De predikant Cornelis Hanecop, na de inneming van Breda buiten bediening geraakt en te Amsterdam beroepen, wilde verdraagzaamheid jegens de remonstranten, reden, waarom de kerkelijke ijveraars hem uit zijn ambt hadden ontzet.
    6 - Christiaan IV.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]