eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1157. 1627 juli 10. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick heb uE. in eenigen tijdt niet geschreven om geen onnoodige brieven te senden menende, dat uE. door haer2 van hetgunt hyer passeerde conde zijn g'instrueert. Ick heb uyt haer verstaen, van hetgunt aldaer is gepasseert nae hetgunt uE. mij op den 20 Mey hadde geadviseert. Ick bevinde, dat het uytsenden van de missive3, waerin ick verstae dat oock Sijn Exties. naem wordt gebruyckt, dye oock, soo men mij seyt, selff een nyet op de requeste van de remonstranten hadde gegeven, de publicatie overal, uytgenomen te Rotterdam, de sobere verlichtinge van de predicanten tot Louvesteyn4, toonen, dat de regierders noch

    144

    weynigh genegen zijn tot accommodatie, 't welck mij doet resolveren om mijne saeck aengaende het coomen in 't landt te laeten soo het is. Als de preedicanten van Loevesteyn sullen vrij zijn, als de regierders sullen mercken, dat zij met de executie niet voort en mogen, dan sal het tijdt zijn op het onse te letten.

    Den coning alhier heeft noch tertiaen, doch sij mindert ende geeft hem hoope van zijne voorgenomen reys nae Poictou te vorderen, waerheen mons. d'Angoulesme5 met eenige trouppes vooruyt is gesonden. Dye van Rochelle vresen voor een fort aen d'andre zijde van de haven, 't Can zijn, dat mijn heer de cardinael6 hem oock sal soucken meer ende meer te verstercken in de zeeplaetsen, insonderheyt in Bretaignie. Hij vordert nu seer het contract van Lemours7, waervan wij de verificatie van dage tot dage verwachten. Met Engelant blijven de saecken in quade poincten ende Fancan8 - dye voor desen in de Engelsche correspondentie meest was gebruyckt geweest - in de Bastille, seggende den cardinael, datter stoffe is om hem te doen ophangen. Desen man had over eenigen tijdt in seecker sijn geschrift, dat gedruckt was, gestelt, dat den advocaet Rameloet was geëxecuteert, omdat hij een nieuwe religie had willen invoeren ende om crimes d'estat. Hijselve werdt nu voor een atheist gescholden. Den cardinael blijft vast staen op de twee poincten van de alliantie met de onsen, 't eerst om expresse belofte te hebben van dat ons volck sonder consent van Vrancrijck met Spaegnie niet en sullen tracteren; ten tweede van den coning schepen te doen hebben jegens eenyder. Ick doe mij best om door goede vrunde te doen verstaen, dat het eerste poinct niet wel en wil vallen bij stipulatie, maer dat het effect van selffs sal volgen, omdat het den onsen ongeraiden is met Spaegnie te handelen sonder Vrancrijck te hebben tot guarand. Nopende het tweede slae ick voor, dat de onsen haer souden verbinden Vrancrijck te assisteren jegens alle, dye in hetselve rijck eenige invasie soude willen doen ofte binnensrijcks hostiliteyt beginnen. Dit meen ick, dat de Engelschen haer niet en behooren te belgen ende dat het occasie geeft aen d'onsen om haer te excuseren, soo den coning geraiden mochte werden dye van de religie aen te tasten, 't welck ick hoope niet te sullen geschieden. Men seyt de graeff van Soissons te hoove gaet9: veele vresen soo eenigh remuement om de religie ontstaet ofte om eenige rebellie, dat men lichtelijck adjonctie van grooten soude vinden. 't Is van ouds altijdt geweest, dat den princen van 't bloedt niet wel genegen en waeren tot de favoryten. Monsr. d'Espesse10 doet door Boutard11 zeer aenhouden, ten eynde d'heer van Somerdijck12 hyer wordt gesonden als den rechten man zijnde om alles te effenen, 't welck den cardinael niet wel en gelooft. Denselven Espesse is door het support van monsr. Defiat13

    145

    gesalveert geweest jegens den arbeydt van eenigen om monsr. d'Hauterive14 - dye men houdt met den prins van Orangie veel beter te staen dan monsr. d'Espesse - te doen gebruycken als ambassadeur.

    De lichting voor Denemarcken gaet voort met seer weynig gelds van hyer, waerover ick mij verwondere. De groote costen, dye den coning van Denemarcken doet om de rest van Duytschlant te bewaeren, meriteren wel, dat men wat beter op hem lette. Ende jegens de schaersheyt van geldt, daer men sich op excuseert, schijnt dat eenigsins middel is gevonden bij de menigvuldige nieuwe edicte door d'authoriteyt van 's coning's presentie in 't parlement geverificeert, dye ick hoor schatten, soo dye al trefflijck commen, worden gestelt op twee hondert millioenen.

    Veele arbeyden hyer om Vrancrijck wel te stellen met Spaegnie ende om de ombragie te minderen wordt geseyt, dat men de Nederlanden soude geven aen don Carolo15 met de dochter van den hertogh van Beyeren16, ende door hetselve middel becommen de restitutie van den Pals aen den Palsgraeff17. Dan den Spaegnaerd is wel gewent sulcke dingen uyt te slaen sonder hem zeer daeraen te verbinden.

    't Is mij leedt te zyen, dat uE. in de Aenmerckingen18 op mijnen brieff gestelt ende gedruct om 't gunt uE. met soo goede intentie heeft gedaen, soo onredelijck wordt getraduceert, doch uE. heeft compaignie van goede luyden. Ick heb op dye materie wat geschreven aen neeff Brasser19.

    't Les, dat uE. aen Cornelis20 had doen leeren, is goedt ende past op onse tijdt. Ick bid uE. te willen continueren in de sorge voor mij ende de mijnen ende mij te gebieden, soo ick uE. ergens in can dyenen. Den 10 Julii, 1627.

    UE. dienstwillige broeder
    H. de Groot.

    Monsr. du Maurier21 is van het fort wederom vertrocken, is hyer geweest als in een andere werelt; heeft de coninginne-moeder niet gesocht te spreecken, den cardinael niet connen spreecken. Van de affaires geen deel noch kennisse. Sijn affectie blijft goedt ende doet sijne gebiedenisse aen uE.

    Adres (niet van de hand van Grotius): E. Erntfeste hoochgeleerde heer mijn heer mr. Nicolaes Reigersberch, raedt in den Hooge Raedt in Hollant. In 's Gravenhage.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H9c. Eigenh. oorspr.
    2 - Bedoeld is: door Maria van Reigersberch.
    3 - De missive van de Staten van Holland van 20 mei 1627. Knuttel, Pamfl. no. 3747 vv.
    4 - Zie no. 1067, p. 39 n. 9.
    5 - Charles de Valois, duc d'Angoulême (1573-1650), natuurlijke zoon van Karel IX en gehuwd met Charlotte de Montmorency, een dochter van de connétable Henri de Montmorency (1534-1614) en zuster van de vermaarde Charlotte Marguérite, de vrouw van de prins van Condé.
    6 - De Richelieu.
    7 - Zie no. 1137, p. 117 n. 3.
    8 - Zie no. 1152, p. 135 n. 3; zijn geschrift noch Rameloet zijn mij bekend.
    9 - Zie no. 1152, p. 135 n. 5.
    10 - Zie II, p. 334 n. 3.
    11 - Zijn secretaris; zie no. 1137, p. 117 n. 10.
    12 - Fr. van Aerssen.
    13 - Zie no. 1061, p. 29 n. 10.
    14 - Zie no. 1078, p. 54 n. 7.
    15 - Dit moet wel zijn don Carlos († 1632), broer van koning Philips IV.
    16 - Wie hiermede bedoeld is, is mij niet duidelijk: het huwelijk van Maximiliaan I van Beieren met Elisabeth, dochter van Karel II van Lotharingen (1545-1608), was kinderloos. Wel leefde nog een dochter, Magdalena (geb. 1587), van Maximiliaans vader Wilhelm V († 1626), doch zij was reeds in 1613 gehuwd.
    17 - Frederik V, de Winterkoning; zie no. 1094, p. 67 n. 9.
    18 - Zie no. 1130, p. 105 n. 9.
    19 - Joost Brasser.
    20 - Grotius' zoon; zie no. 1072, p. 47 n. 2.
    21 - B. Aubéry du Maurier (1566-1636), met wie Grotius zeer bevriend was. Hij was van 1613 tot 1624 Frans gezant in Den Haag geweest.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]