eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1250. 1628 april 16. Van J. Brasser1.

    Laus Deo. Den 16 April 1628. In Amsterdam.

    Mon cousyn,

    Desen es omme uE. te verwittigen, wat hyer dese weecke es gepasseert.

    287

    Zijn Extie. es hyer tot geen ander eynde geweest dan om de aparente seditie, die ons dreychde, te voorkomen2. 4 off vijff persoonen, autheurs van de requeste, in de gedruckte willekeure geroert, hebben hem requeste gepresenteert ende executie van de placcaten versocht. Dese heeft hij wat scharp bejegent, onder ander geseyt, dat men soodanige monopolie in de frontiersteden gewoon es mette doot te straffen, dat hij begeerden, dat se hem de geteyckende requeste soude brengen, dat hij die wilde verbranden ende voor haer bij de magistraet intercederen, dat se de saecke daerbij souden laten berusten, gelijck geschyet es, ende wiert bevonden, datter ontrent 1100 getekent hadden, hoewel men van 15 duysent heeft laten verluyden. Vele particuliere persoonen sonder enige qualiteyt, oock enige bewinthebberen van de West-Indise Compagnie, alle bij de kerck, soo men meynt, opgemaeckt, zijn ten selven fyne oock bij hem geweest. Dese heeft hij ter neer geset ende gecontenteert van hem laten gaen. De predicanten, insonderheyt Smout3, heeft hij over haere seditieuse predicatiën geroskamt ende belast, dat se haer voortaen vreetsamich sullen maecken te dragen, off dat de heeren Staten ende hij genootsaeckt sullen sijn daerinne te voorsyen, dat zij wel redenen hebben tevrede te sijn, omdat se alle de kercken inhebben, dat haer nyemant moeyelick valt, dat haer haere tractementen wel werden betaelt ende dat hij nyet en wist, wat se meer souden moogen wenssen, dat int leger een gebruyck was, dat, als yemant - alsser tbroot nyet gebreck was - om broot ryep, sonder genade most hangen. Dese hebben haer geëxcuseert - gelijck Pilatus -, dat se aen de requeste nyet schuldich sijn. De ouderlingen heeft hij belast, dat se volgende haer ampt vlijtich op de predicatiën sullen letten ende als yemant quame te extravageren, dat heur toestont dat te berispen. Ende naer enige communicatiën met de heeren borgemeesteren heeft hij de chrijsraet voorgaende Donderdach doen vergaderen, ick segge de chrijsraet van de schutterije, ende dselve belast de magistraten te eeren ende gehoorsamen insonderheyt alle assistentie bewijsen, om alle gewelt, plondering van huyssen, oproer ende rotterije te helpen weeren, dat soo veel de placcaten belangt, dat de executie van dyen stont aen de magistraet ende dat die daerin souden doen in effecte, soo zij nae haer wijsheyt tot ruste van de stadt souden verstaen te behooren.

    Daermede es die vergadering gescheyden ende heeft men terstont door de stadt een gerucht gestrooyt, dat zijn Extie. hadde geseyt, men de placcaten soude executeren, daerinne de remonstranten seer waeren verslagen, twelck koomende ter ooren van zijn Extie. heeft hij sanderendaechs, te weetten eergistere smorgens te ses uure, de voors. chrijsraet bij hem doen koomen ende geseyt, dat zij zijne meninge qualick verstaen - off na de geruchten, die daervan lyepen - qualick geduyt hadden, dat hij haer daerom dselve nu andermael duydelick soude verclaren, seggende4, dat de heeren borgemeesteren bij de heeren Staten van Hollant ende hem voor soo treffelicke mannen waeren bekent, als men in enige regieringe soude konnen wenssen, dyen hij nyet soude laten de handt te bieden, haer daerom andermael wel ernstich bevelende dselve alle eere ende onderdanicheyt te bewijssen, insonderheyt te assistere omme alle oproer, plondering van huyssen, rotterije ende alle dyergelicke gewelt te helpen voorkoomen ende weeren ende

    288

    soo yemant van henluyden des nyet gesindt was te doen, dat hem dye soude hebben te verclaeren, waerop zij alle met een toesegginge bewesen tselve te sullen naerkoomen, wtgesondert een Jan Willems. Boogert5, een drye dubbelt blindt ijveraer, die alleen seyde: ‘Genadige Heere, de placcaten mosten geëxecuteert werden’; waerop den heere prince antwoordeden, dat hem daermede nyemant hadde te bemoeyen als de magistraet, daermede te kenne gevende, dat het nyet was twerck van de chrijsraet noch tcanaille - ende es den prince ontrent een uuer off 2 daernaer vertrocken ende savons in den Hage gekoomen latende de gemoederen van beyde de partijen wat beter gerust als te vooren.

    De remonstrantsgesonde hebben haer stille gehouden ende den prince nyet moeyelick gevallen, alleen hebben zij bij requeste aen borgemeesteren versocht protectie voor alle gewelt ende dat de placcaten bij provisie souden werden gesurcheert, ten minste totdat bij de heeren Staten van Hollant soude wesen gedisponeert opt versouck bij alle de remonstrantse gemeenten deser provintie aen deselve te doen.

    Dat es int corte soo veel ick na de waerheyt van de saecke heb kennen vernemen ende es tot noch toe alsoo sachgens het onweer verhaen, twelck vele meynen zijn oochmerck gehadt te hebben om de magistraet te schoppen. Oft hyerbij sal blijven, daeraen wordt bij vele getwijffelt, maer ick hoopt, omdat ick sye de burgemeesteren geene courage verlyesen, maer op middelen letten dienende tot haer eygen ende stadts versekering.

    Ick6 heb vergeetten te verhaelen van den borgemeester Paeuw7, uwen grootten vrient, dat dye oock dickwils by zijn Extie. es geweest, maer soo men seyt nooyt getroost vandaen gekoomen, dat zijn Extie. hem onder andere soude hebben geseyt, dat hij wort gehouden voor de oorsaeck off thooft van de factie, dat tselve wert gefondeert op de menichfuldige vergaderingen, die bij hem tsijnen huysse - zoo met de geestelicke als enige politique, tot de magistraet qualick geaffectioneert ende tot verandering genegen - werden gehouden, dat hij oversulckx op sijne saecken heeft te letten ende wel toe te syen.

    Meer weet ick hyer nyet bij te vougen, dan dat ick uwe E. ende desselffs huysvrouwe nae vrindelicke groetenis Godt almachtich bevele, die ons wil verleenen rust ende vrede.

    Den vredehandel tussen Poolen ende Sweeden es gants aff ende werden onse gesanten8 thuys verwacht. Dit es een quade tijding voor ons lant.

    Ick bidde om een letterken advys, hoet met die van Roschel al gaet, men wort het sinken van de schepen hyer moede, omdat het ons soo dyer coomt te staen, wandt de helft van de waerdye wort qualick betaelt.

    Uwer E. dienstw. cousyn
    Joost Brasser.

    Adi. 17 ditto. Tschijndt enige predicanten de vermaninge van zijn Extie. ter herten nemen. Zij hebben - onder andere Smout - gistere tvolck soo tot obedientie van de overicheyt, tot affwering van huysplondering ende dyergelicke

    289

    vermaent, dat, hadden zij altijts soo gedaen, tvolck soude nooyt gaende geworden hebben. Off zij hyer in sullen continueren, sal den tijt leeren. Andere hebben het wederom gemaeckt naer ouder gewoonte.

    Adres: A Monsieur Monsieur Grotius A Paris.

    In dorso schreef Grotius: 16 April 1628. I. Brasser.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam. Coll. Rem. Kerk, cat. v. hss. no. 811. Eigenh. oorspr. Gedrukt Oud-Holland IX (1891), p. 252.
    2 - Zie no. 1248, p. 283 en n. 3. aldaar.
    3 - De contra-remonstrantse predikant Adriaan Jorissen Smout.
    4 - In margine van de hand von Grotius: Nota.
    5 - Zie no. 1130, p. 109 n. 4. Grotius schreef in margine: Nota.
    6 - In margine van de hand van Grotius: Nota.
    7 - Reynier Adriaensz. Pauw, destijds een der 24 rechters; zie Wagenaar, Vad. Hist. X, p. 341.
    8 - Zie no. 1249, p. 284 n. 1.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]