Mon frère,
UE. laeste, dye geweest is van den eersten deser, heb ick op Zeelant beantwoord. Dat ick sedert geen van uE. heb gecregen, is apparentelijck door uE. verreysen toegecomen. Ende alsoo uE. begeert heeft, dat ick tegen Mey op den Hage soude schrijven, soo doe ick sulcx nu, doch sal syen, off misschyen noch op huyden yet van uE. sal comen.
Wij hebben hyer twee soonen van den burgemeester Graeff2, dye bij wijlen bij ons comen. Ick meen door deselve aen haer vader te schrijven.
Den coning is nu, soo ick meen, voor Rochelle, tegen welcke stadt hij soo zeer is geanimeert, dat hij geseyt heeft, dat, offschoon d'Engelschen met een leger deselve stadt hadden geaccosteert ende de Spaegnaerden waeren op het groote escalier van de Louvre, hij daerom 't belegh niet en soude verlaeten. Soo men de overloopers ende gevangenen magh geloven - daer ick niet veel staets op en maecke - soo soude daer hoope zijn de stadt te becomen binnen ses weecken.
Monsr. de Chasteauneuf3, voor desen de Préaux genaemt, is in soo grooten credyt bij den cardinael4, dat men mompelt, dat hij de guarde des seaux5 wel mochte uyt zijn plaets stooten tot occasie van seeckere onlust, dye tusschen den cardinael ende monsieur de Marillac6, des guarde des seaux' broeder, is gevallen. Monsieur de Rohan7 heeft een tocht gedaen over de Rhône, alwaer hij Loreole heeft overloopen ende van Levron toevoer heeft becomen, maer geen van beyde behouden ende alsoo weder over de rivier getrocken. Den prins8 belegert Milau. Van de Engelsche vloot is noch geen seeckerheyt, maer men verwacht haer comste ende heeft den cardinael ontrent 40 cleyne schepen van Bourdeaux ende andere plaetsen doen comen om sijn werck te volenden(?), daertoe hij oock veel geschuts gebruyckt.
Wij hebben hyer gehadt een Spaensche heer van qualiteyt, genaemt don Laurens Ramires de Prado9, dye eertijds op Martialem ende eenige andre dingen heeft geschreven; is nu in Spaegnie in hooge qualiteyt ende wordt vanwegen zijn coning gesonden om de limyten te stellen tusschen Savoye ende Genua. Hij
290
heeft versocht mij te zyen in de bibliothèque van monsr. de Thou10 ende nae eenige discoursen mij zeer zijn dyenst geoffereert. Hij toonde alle mijne schriften gelesen te hebben, estimerende vooral Christum Patientem11 ende mijn boeck de jure belli ac pacis12, 't welck hij seyde onlancx in het oordeele van een swaer geschil publiquelijck met groot loff geallegeert te hebben.Voor den hertogh van Mantua13 doet men hyer weynigh. Alle de gedachten zijn op Rochelle gewent. Tibaut14, een van de suitte van neeff Vosbergen15, heeft ergens geseyt, dat de Staten, versocht zijnde om eenige haerer schepen bij d'Engelschen te vougen tot de aenstaende tocht, sulcx niet en hadde connen weygeren vanwege de aengegaene ligue.
Den cours van onse ambassadeurs16 geeft hyer weynigh contentements.
Alle de onsen doen haer gebyedenisse.
Den 21e April XVIcXXVIII.
UE. dyenstwillige broeder
H. de Groot.
Monsr. Justel17 seyt mij te willen comen besoucken, 't welck hij noyt voor dese gedaen en heeft. Wij sullen zyen, off hij een commissie zal hebben van Arsens18.
't En sal niet buyten propoost sijn, dat men Hauterive19 door een bequaem persoon ten beste doe instrueren. Sijn broeder de Préaux is t'andere tijden van advys geweest, dat men Arsens hyer in Vrancrijck niet en behoorde te admitteren. Eenige meenen, soo zijn credyt continueert, dat hij wel mocht trachten Puyssieux20 te restabilieren. Dan tot Maurier21 is hij niet wel genegen.
Adres: A Monsieur Monsieur Reigersberg, conseiller à la Cour de Parlement à la Haye. 21 April.