Mijn Heere,
Caracalla2 schrijft aen Gallo3 te hebben verstaen van den intendant van het huis van den hertoch van Guise4, die hij seyt sijn Extie5 ende het lant wel te wesen geaffectionneert, ten naesten bij deselffde tijdyngen van Orange6, ende
33
daerenboven dat Valkenburch7 al eet8 aen Verus9 heeft gedaen. Dan u Neeff10 seyt mij, dat ten tijde hij daer was de misse11 op het casteel12 al wert gedaen ende tsedert is gecontinueert.Wat aengaet het rapport van Aurelianus13 ende Valens14 seyt hetselffde te hebben gehoort, maer dat tot nadeel van Antoninus15 off Aelius16 niet is gesproocken; oordeelt weynych te sijn gelegen wat Anthemius17 off de sijne van Numerianus18 gevoelen off andere doen gelooven, alsoo wij van Antoninus noch goet noch quaet in die saecke moeten verwachten, maer bij ons selven vinden. Verus sal mettertijd gewaer werden, wat een vervreemdynge tusschen hem ende Decius19 comen sal, soo niet tot vaster vrienschap wert gearbeyt ende Gallus reden gegeven om te continueren in sijne goede genegentheyt, die hij altijt tot hem heeft getoont. Dan het succes van sijne saecken sullen hem misschien doen geloven niemant meer van doene te hebben, ende de tijden brengen groote veranderyngen bij ende Decius sal van Antonino veracht werdende aen Maximinianus20 vaster geraecken; sed ipsi viderint. U Neeff21 is niet van meenynge te schrijven aen Osmael22, voor hij tijdynge heeft ontvangen door een die hij derrewaert heeft gesonden23; bedanckt uE. van de continuatie van advisen ende begeert gij u van alles wel wilt informeren.
De Staten van Hollant sijn van dage gescheyden; drie millioenen hebben sij van nieuws geconsenteert, vijff hondert dusent guldens, die de steden hadden verschooten op den tweehondersten penynck, nemen sij tot haren laste ende sal den tweehondersten penynck suyver bij het lant werden geprofiteert. Een millioen wert bij de steden geavanceert op het redres van de verpondynge ende vijftyen hondert dusent guldens sullen op los- ende lijffrenten werden genegotieert ende tot betalynge van dien verpacht den dertychsten ende veertychsten penynck met het cleyn segel.
Van de dyngen van Amsterdam is niet meer gesproocken ende waren die van Amsterdam wederom gecomen met meerder getal van gedeputeerden met intentie om resoluyt te spreecken, soo men voorder de coorde hadde geroert.
Wt Spaengen ende Brabant commen advisen, dat den viant desseyn heeft om yet op den Hage te attenteren ende oordeelt den admirael Pieter Pieterss. Heyn, dat het doendelijck is. Darom wert gedelibereert om den Hage tegens een loop te
34
versien. De tijdyngen van de groote schaersheyt van gelt in Vlaenderen ende Brabant continueren ende hebben die van Vlaenderen de seshondert dusent guldens ende Brabant de vijff geconsenteert, alleen in drie jaren te betalen; dan daerop wert genegotieert.Hier is alles gereet, dat noodych is om het leger int velt te brengen; men wacht drie dusent Schotten met den eerste wint, de Vriessche garnisoenen marcheren naer den Rhijn. Lonke24, een oom van Dr. Ogentroost25, die admirael onder Piet Heyns is geweest, sal generael wesen over de Westindysche vloote. Met den heer van Somersdijck26 houd ik nader kennisse als voor desen; alsoo ick hem was geweest verwillecommen heeft mij weder wesen besoucken. Heb ook gisteren, staende om mergen te verreysen, sijne Ed. de visite wesen doen ende, gelijck hij beleeft is, soo brocht mij met groote courtoisie tot buyten sijn stoupe, 't welck gesien wert bij Ploos27 ende Schaffer28, die niet wetende, hoe verde onse correspondentiën gaen, daerwt licht een alarm sullen hebben genomen. Met Valens heb ick noch nergens van gesproocken, oock souckt hij niet, naer ick kan mercken, Felix29 eenych voordeel te doen. Dese dagen spreeckende met Constantio30 ende een wt de Generaliteyt van de saecken van Duytslant vertelde, dat een, die seyde de historie van de Duytschen van dese tijt te willen schrijven, eyste papier, penne ende geen int; men vraechde, wat hij schrijven soude, antwoorde: gaer Nichts. Van dat propoost viel, om sijn wijff te prijsen off Felix een offensie te geven, op een rencontre, die hij seyde, dat se met U hadde gehadt. Want alsoo int jaer 1616 off 1617 wiert bij Heinsio31, Meursio32, Grotio, soo seyde hij, gesolliciteert om te wesen historischrijver van de Staten-Generael, soo seyde sij, dat men het u niet most maecken, alsoo selffs niet most beschrijven al het quaet, dat gij deet, applicerende dat dat niet gaer Nichts soude sijn geweest. Dat die rencontre doen soo gevallen is antwoordde ick niet te meenen, alsoo wel wist, dat noyt met die luden hadde gecerteert. Alle voorslagen, die mij van dien kant sullen commen, meen ick gelijck uE. goet vint aff te slaen ende als het uE. niet te seer en verveelde den tijt te verwachten, het waer nu best te sien, wat de autoriteyt van Amsterdam bij andere leden opereren sal; dan vreese dat lancksaem sal toegaen, soo opiniater blijven sij ende werden bij de geestelijcken gestijft. Een goede victori van sijne Extie soude veel connen geven. In de leste remonstrantie33, bij de deputatis synodi aen de Staten overgegeven, taxeren sij mij met dese naervolgende woorden:
Item dat die 't minst betaemt, die in den eet van 't lant is over saecken de regierynge aengaende, met een, die viant van 't vaderlant te wesen verclaert is, door brieven correspondeert. Ende dat men dit al te samen veylych doet ende doen mach, daer ter contrarie die van de waere gereformeerde religie, op welcke weleer
35
de landen haer meeste fondament gemaeckt hebben, omdat se wel de ijverichste tot de vrijheyt ende welstant des vaderlants waren, mits dat se door bijsondere persecutie om de religie van de Spaengaerden geleden aen den anderen gehecht waren, voortaen niet meer schijnt geoorloft te wesen eenyge requesten tegens de veroordeelde remonstrantse factie, tot voorstant van de gereformeerde religie, den placaten ende uw G. Mog. resolutiën, over te leveren etc.Mij is hier getoont een brieff bij den heer van Langerack34 aen Mr. Billant35 geschreven, daerwt ick heb goetgevonden uE. dit bijgaende extract over te senden36. Die het mij gegeven hadde garen gehat ick het voorder had gecommuniceert, dan vinde dat ongeraden, omdat ick sulckx van uE. niet hebbe verstaen. Wat wilt den heer president37 hierin heeft wilde ick wel weten, want dat, soolange men soo veel occasie heeft om qualijck van Aelius te gevoelen, op sijn seggen hier die man sal werden gediscrediteert, heeft geen apparentie; oock soo heb ick liever, dat sulcx door andere als door ons geschiet. Wij willen heelen ende niet van nieuws wonden; die interest daerin hebben mogen daertoe arbeyden.
D'Espange38 is dese weecke met de vrouwen, die hem beschuldygen geconfronteert geweest op het hevych aenhouden van degenen, die gepijnycht is geweest. Hij socht daervan te sijn geëxcuseert, meende men hem groot ongelijck dede, dat men op sulcke inditiën een man van sijn soorte met soo vijlen persoon soude confronteren. Het Hoff heeft gepersisteert. Hij meende hem ongelijck geschiede ende dat een parlement van Paris, daer het al papisten sijn, hem meer respect soude hebben gedragen. De een vrouw, die (mede) toelate heeft gepersisteert, heeft oock in de confrontatie het hem resoluyt aengeseyt, ende heeft hij hem soo onmatych soo in woorden als in gelaet aengestelt, dat al de heeren groot miscontentement daerin hebben genomen. Was in extreme colere ende scheen, dat hij haer bij het hooft soude hebbe gevat. De tweede vrouw resilieerde in sijn presentie, dan alsoo men haer daernaer dreychde te pijnigen, heeft het wederom bekent, ende op de circumstantie van plaetse gevraecht sijnde heeft deselffde aengewesen, daer de andere seyde, dat sij met hem was geweest, sonder dat se wist, dat de ander sulckx hadde geseyt. Somma: de heeren meenen, hij aen het feyt schuldych is ende vinden haer met dese saecke seer verlegen.
Boven heb ick vergeten te seggen, dat verleden weecke de steden, contesterende op de saecke van Amsterdam ende den raetpensionaris39 niet goetvindende te concluderen met meerderheyt van stemmen, Haerlem ende Leyden daerop insisterende, seyde Brouchove40, dat het met weijfelen niet en was te doen.
In Zeelant sal ick uE. brieven verwachten, meene voor den vierden off vijffden Mey niet wederom hier te sijn.
Desen 8 Ap. 1629.
36
Extract uyt een brieff, geschreven tot Paris, den 25 Martii 1629.
Den president de Mesme verclaerde mij noch gisteren, dat mijnheere de cardinael41 voor sijn vertreck uyt dese stat bij hem ontboden hadde de heere Grotius ende aen hem geclaecht over de proceduyren van Aerssen, seggende uytdruckelycken, dat men niet geraden gevonden hadde met een openbaren viant van Vranckerijck te tracteren ende dewelcke van den conynck, coninginne-moeder42 ende regierynge alhier tot diversche tijden qualijck gesproocken hadde, dewelcke oock in alle sijne conferentie met de raden ende commissarissen, jae met hemselven gehouden, bethoont hadde sijnen haet ende onwille tegen dese croone met piquante woorden ende façon van doen; dat indien hare Ho.Mog. aengenaemer persoonen gesonden hadden als dese twee43, dat in sulcken gevalle de alliantie wel gevallen soude hebben, ende dat men noch hiernaer met mij begeerde te tracteren. Wij gelooven vastelijck dat dese discourssen van den cardinael aan Grotius voors. gehouden sonder twijfel bij hem aen sijne vrienden in Hollant ende Zeelant geschreven sijn, warom gij wel sult doen u een weynych te informeren ende ons veradverteren hetgene gij sult connen vernemen.
In margine: Ick heb geseyt dat uE. mij hier niet van hebt geschreven.
In dorso schreef Grotius: 8 April 1629 N. Reigersberg.