eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1517. 1630 juni 19. Van J. Wtenbogaert1.

    Mijn heer,

    De heer advocaet M.r Quirijn van Strijen2 heeft mij versoght om een briefken van recommendatie aen uE. voor brenger deses, zijn soon3. Hoewel ick nu wel weet, dat de vader bij uE. in sulck aensien is, dat sijn soon oock sonder mijn aenprijsen uE. sal aengenaem zijn; dewijl nochtans de vader onse vriend is, heb ick hem zijne begeerte niet willen weygeren, te min dat de jongman zelve sulcx meriteert naer t'getuygenis, dat ick van hem hoore. Voor drie jaaren had ick hem aen D. Barlaeum4 gerecommandeert, om bij S.E. te mogen woonen in zijn convictu ende onder zijn opsicht. Hij wierd daernae van D. Barlaeo zeer gepresen, ende academicus geworden zijnde5, heeft hij in korte tijdt soo veel in studiis gevordert, dat de vader hem nu derwaerts seynd om zijne promotie, de geleertheyt ende t'verstant passerende - soo men mij seyd - sijne jaeren. De vader prijst hem oock van zijne zeeden ende seydt, dat hij modest ende geregelt is in zijn leeven.

    228

    UE. gelieve hem een vriendelick aensicht te thonen, oock in mijn regard, ende, indien ick yet bij uE. vermach, laet hem somtijts toe uwer E. aenspraack, instructie, advis ende goede raedt, als hij die soude mogen begeeren ende uwer E. vele occupatiën t'selve toelaaten, genieten, om gelijck als uyt uwer E. volle borsten te mogen suygen t'gheen hem eewelick te staade komen ende nut zal zijn.

    Van ander dingen en schrijve ick nu niet, omdat ick niet en weet, wanneer dese jongman reysen zal; oock twijffel ick, off hij wat lang mocht onderwegen blijven, eer hij bij uE. komen sal. Mijn leste aen uE. was den 10.en6, daernae, te weten den 18.en, heb ick van uE. ontfangen een cleyn briefken sonder date, daerin uE. adviseert, dat uE. t'examen censurae7 hadde ontfangen ende besich was met t'selve naerstich te doorlesen, vermanende van alle goede voorsichticheyt ende neersticheyt in dese occasie te gebruycken, om de wederparthije, die in haere desseings te kort valt, geen voordeel te geven. Hoe dit alreede geschiet is, heeft uE. ten deele vernomen uyt mijn voorgaende schrijven, ende sal t'selve noch breder verstaen uyt t'gheen ick uE. noch dese weecke, gelieft het Godt, verhoope te schrijven8. Alsoo dan dese tot gheen ander eynde dient, bevele ick uE. hiermede den Almachtigen.

    Desen 19. Junii 1630.

    UE. ootm. dienaer
    Joh. Mheden.

    Adres: A Monsieur Monsieur Hugo de Groot à Paris. Per amy que Dieu garde.

    In dorso schreef Grotius: 19 Iunii 1630. Meden.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk, cat. v. hss. no. 2063: 2. Eigenh. oorspr.
    2 - Vgl. betreffende deze no. 1364, p. 8 n. 3.
    3 - Misschien Jacob van Strijen (1616-1667); zie Elias, Vroedschap II, p. 639.
    4 - Caspar van Baerle.
    5 - In het Leidse Album Studiosorum komt zijn naam niet voor.
    6 - No. 1515.
    7 - De Apologie van Simon Episcopius; zie no. 1502, p. 201 n. 2 en Rogge, Bibl. v. Rem. Geschr., p. 41.
    8 - No. 1519.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]