eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    476

    1713. [1631 december 13] Aan de Staten van Holland1.

    Aen de Groot Mogende Heeren de Staten van Holland ende Westvriesland

    Geeft reverentelijck te kennen Hugo de Groot, hoe dat uyt Vrancrijck in dese landen zijnde gecomen om nae soo lange absentie sijne hoochbedaechde ouders ende vryenden te besoecken verstaet, dat sulcx bij verscheyden leden van uwe Groot Mog. vergadering qualijck werd genomen ter occasie van de proceduiren voor desen tegen hem gehouden, waerom hij suppliant seer eerbyedelijck versoeckt, dat uwe Groot Mog. gelyeve goet te vinden, dat hij de nulliteyten bestaende soo in de incompetentie van de rechters als van de forme gehouden in de voors. proceduiren ende gevolgde sententie deducere voor den Hove van Holland als ordinaris rechter om daernae hem voor denselven Hove aen te byeden ter purge, soo yemant hem wil beschuldigen, alsof hij hem in den dyenst van t'land ende van de stad van Rotterdam anders als nae behooren soude hebben gedragen, ende, soo uwe Groot Mog. hyerinne eenige swaricheyt mochten vinden, dat deselve gelyeven de acten van de voors. proceduiren te doen stellen in handen van den voors. Hove om opt versoeck van den suppliant te verstaen haerluyder advys.

    Ende was onderteyckent

    H. de Groot.

    Adres: Aen mijn Heer mijnheer de Raedtsheer Reygersberg.

    Notes



    1 - Copie - van de hand van Joost Brasser? - U.B. Amsterdam, cod. R.K. R 19b. Dit zal de brief zijn, waarover Grotius spreekt in zijn schrijven aan Nicolaes van Reigersberch dd. 13 december, no. 1712. Ik dateer hem daarom op die datum, ook al volgde de ondertekening en verzending eerst later; zie de brief aan Wtenbogaert dd. 8 januari 1632 in deel V. Vgl. ook no. 1718, p. 480 en n. 9 aldaar.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]