Mijn Heer,
Ick hebbe ontfangen UE. brieven van VI (?) aprill, daeruyt den toestandt van Vranckrijck ende wat aent Hoff van Parijs ome gaet vernommen. Bedancke UE. over de communicatiën ende bidde weeckelijck daerinne te continueren.
Sijn Ex.tie de heer rijxcantzr.2 hope, dat nu Vranckrijck gepasseert sall sijn. Godt de Heere gelayde hem over all sijne presencen ende mondelinge conferencen met den coninck3 en cardinael4, sall ons eenige openinge geven, hoe diep daer de Francen in de oorloge van Nederland en Deuytslandt ingageren willen, hoewell ick geloove, soo lange sij de carstanien met andermans pooten uyt het vier konnen haelen, zij de haere niet willen soucken te verbranden.
Ick sien, dat Adriaen Pauw5 tegens sijnen wederwille in de France ambassade moet continueeren. Wat is dogh eygentlijck daervan de oorsaacke? Heft hij in sijne tractaeten met Charnassé6 te wynich gecapituleert ende teveel raport
484
gebracht? Is daerenboven onsen goeden vriendt Cornelis Pauw7 uyt den raet van den prince van Oraniën8 te blijven geordonneert? Wat redenen mogen sijne Ex.tie daertoe moveren?Van deen ende dander bidde ick mij UE. gevoelen te communiceeren, want ick mende, ten aensien van goede diensten, die den raetpensionarijs in faveur van sijn Ex.tie gedaen, daerdoor groote obligatie aen dat heuys was.
Ick sall oock gerne vernehmen, wat resolutie h.e.p. nemen sall, naerdat sijn Ex.tie de heer rijxcantz. gepasseert sall sijn.
Van dese quartieren en is niet veel besonders te schrijven. Alles berust op de aenstaende tractaeten9, daernaer bayde heeren legaeten elck op haere quartieren gerayst sijn. De France10 en Hollandse11 ambassadeurs en sijn oock noch met aenkommen.
Hiermede blijve,
mijn Heer,
U. Ex.
d.v.
Petter Spiering.
Elbing, 6/16 Mayo 1635.
In dorso schreef Grotius: 6/16 Mey 1635. Spiering.