eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    2134. [1635] juni 5. Aan J. van den Vondel1.

    (Ick hebbe oock uyt uw schrijven en bijgevoegde ‘Lyckklaght’)2 verstaen de swarigheid, die uE. (is overgecomen door het afsterven van uwe) ega3 wetende door ervarentheid, hoeveel sulcken geselschap waert is. God, die ons allen onder de wet van de sterflijckheidt heeft laten geboren worden, heeft ons oock daerbij 't verstant gegeven om ons te buigen onder sijnen wille ende ons met het gebruick van den toegelatenen tijdt te laten (genoegen ende) niet soeckende met ondanckbaerheidt ons eigendom toe te schrijven tgene maer geleent en was tot wederseggen. Alle twelck (ge)lijck ick weet, dat uE. bij hemselve wel can bedencken, oock anderen, als het van noode waer, doen verstaen, soo vinde ick seer loffelijck, dat uE. de gedachtenis van uwe beminde hebt ingegriffyt in de harten van allen, die de constige dichten beminnen. Ende gelijck gemeenlijck den arbeidt ons aftreckt van het al te sware gevoelen van ons leet, soo meen ick, dat uE. wel sal doen ende sich ernstelijck begeven tot het vorderen van het Constantijnsche werck4, waervan ick yet heel sonderling verwacht.

    Wat aengaet de spelen, die bij de oude Griecken ende Troianen ende bij derselve navolgeren bij de Romeinen bekent sijn geweest ende bij edele persoonen geoeffent, dat selve weet uE., dat bij Homerus ten tijd van Patroclus' begraving5 bij Virgilius ten tijde van die van Anchises6, bij Statius ten tijd van die van Archemorus7 int breed sijn geschreven.

    10

    Van die spelen sijn daer twee seer solemneel, die tot Constantini8 tijden toe bij de edele sijn geoeffent geweest: decursati ... equestris, olim Troia dicta, de quo videndus Servius ad V(irgilii) Aene(adem)9, quae hippica vocatur in constitutione Justiniani, C(odex) de Aleatoribus10, en het tweede: de scheepstrijdt, die Majuma is genoemt geweest, waervan can yet hebben van Arcadius en Honorius11, C(odex) de Majuma12.

    Uit de voorste wet van Justinianus sien wij, dat tot sijnen tijdt toe en oversulx noch lang na Constantijn sijn geoeffent geweest bij gequalificeerde personen: tspringen te voet, tspringen met de pols, tworstelen en het tornoyen sonder scherp, sulx dat men in alle dese spelen de edelen toe te schrijven niet en can missen. Ende alwaer het, dat men Constantinum, die de geleertheidt bemint heeft, iet dede in 't gebruick brengen uit de oudheid gehaelt, sulx en waer niet vremt. Alleen moet men daer niet inbr(en)gen ludos gladiatoros, dewelcke hij als een goedt Christen heeft verboden, als te sien in Lege unica C(odex) de gladiatoribus penitus tollendis13. De theatrale spelen moet men oock houden buiten de edele personen, als sijnde vyl en veracht. D(igestae seu Pandectae) L.I. de his, qui notantur infamia.

    UE. sal niet qualijck doen te lesen een boeck, dat een treffelijck rechtsgeleerde Balduinus14 heeft gemaekt de legibus Constantini.

    Hiermede wil ick endigen en uE. met mijnheer Hooft15, doctor Koster16 en alle anderen van dien slach alle voorspoedt wenschen.

    UE. dienstwillige
    H. de Groot.

    Tot Parijs, den 5 Juni.

    Notes



    1 - Hs. eertijds Leiden, UB., coll. Pap. 2; thans onvindbaar. Eigenh. oorspr. Copie van Vondels hand in facsimile bij Mr. J. van Lennep, De Werken van Vondel in verband gebracht met zijn leven, en voorzien van verklaring en aanteekeningen. Met Platen en Afbeeldingen. Derde deel. Uitgegeven bij Gebroeders Binger, te Amsterdam. 1857, p. 212. Gedrukt De Gids. Vijf en dertigste Jaargang. Derde Serie. Negende Jaargang. 1871. Eerste deel, p. 291; Oud-Holland II 1884, p. 294; Dr. J.F.M. Sterck, Vondel-Brieven uit de XVIIe eeuw aan en over den dichter verzameld en toegelicht. Wereldbibliotheek N.V. - Amsterdam-Sloterdijk 1935, p. 81; Werken van J.A. Alberdingk Thym verzameld en gerangschikt met inleiding en overzichten door J.F.M. Sterck Deel XIV Verspreide Verhalen Deel V Amsterdam-'s-Gravenhage 1909, p. 283.
    2 - Voor Vondels Lyckklaght aan het Vrouwekoor zie W.M. Frijns, Vondel's Lyckklaght aan het Vrouwekoor in Studiën, Tijdschrijt voor Godsdienst, Wetenschap en Letteren, Nieuwe Reeks, Zeven en zestigste Jaargang, Honderd vier en twintigste Deel, Tweede halfjaar 1935. L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, p. 24.
    3 - Maeike de Wolff; zij was in januari 1635 overleden.
    4 - Zie V no. 1776, p. 55 n. 6.
    5 - Homerus, Il. XXIII, Ἆϑλα ἐπὶ Πατϱόϰλῳ.
    6 - Vergilius, Aen. V, 42-604.
    7 - Publius Papinius Statius, Thebais IV, 646-VII, 104. Archemorus -Opheltes- was de zoon van Lycurgus, koning van Nemea; hij stierf op jeugdige leeftijd door de onachtzaamheid van zijn voedster Hypsipyle aan een slangebeet.
    8 - Constantijn I de Grote (±285-337).
    9 - Servius Maurus Honoratus (2de helft 4de eeuw na Chr.) schreef een uitvoerige commentaar op Vergilius; zie voor de hier bedoelde plaats Servii Grammatici qvi fervntvr in Vergilii Carmina Commentarii recensvervnt Georgivs Thilo et Hermannvs Hagen. Vol. I Aeneidos Librorvm I-V commentarii recensvit Georgivs Thilo. Exemplar anastatice iteratvm Lipsiae et Berolini in Aedibvs B.G. Tevbneri MCMXXIII, p. 636 ad Aen. V, 602.
    10 - Corpus Juris, Digestae seu Pandectae XI tit. 5 en Codex III, tit. 43.
    11 - Arcadius (377-408) werd in 395 keizer van het Oostromeinse Rijk, zijn broer Honorius (384-423) kreeg de heerschappij over het westen. Een edict van Arcadius en Honorius van 25 april 396 (codex Theod. XVI 6, 1) stelde: ‘ut Maiumae provincialibus laetitia redderetur’, mits men daarbij aan het fatsoen en de eerbaarheid niet te kort deed. Deze voorwaarde werd echter kennelijk niet in acht genomen, want een edict van 2 oktober 399 (cod. Theod. XVI 6, 2) verbiedt het feest weer.
    12 - Corpus Juris, Cod. XI, tit. 46 (45).
    13 - Corpus Juris, Cod. XI, tit. 44 (43).
    14 - Waarschijnlijk Francisci Baldvini Jvrisconsvlti Constantinvs Magnvs sive de Constantini Imperatoris legibus ecclesiasticis et civilibvs Commentariorvm Libri dvo, Basileae 1556, heruitgegeven curã Joachimi Clyten De Parchvn Megalopolitani. Argentorati. Impensis Pauli Ledertz, Typis Caroli Kieffer. Anno M.DC.XII. Franciscus Balduinus (1530-1573 - bijgenaamd Ecebolius vanwege zijn herhaalde wisseling van godsdienst -) was een jurist uit de Zuidelijke Nederlanden, hoogleraar te Bourges, Straatsburg, Heidelberg, Parijs en Angers.
    15 - De drost van Muiden, Pieter Cornelisz. Hooft.
    16 - Samuel Coster (1579-1665), geneesheer te Amsterdam en toneelschrijver; hij was een der stichters van de Nederduytsche Academie.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]