Mijn Heer,
Gisteravont naer eenyge dagen absentie eerst thuys gecommen sijnde weet ick niet, wat eenygen tijt herrewaerts hier is gepasseert.
Den titel van Altesse bij den conynck van Vranckerijck2 sijn Ex.tie3 gedefereert4 wert aengenomen; is oock bij den heer Van Charnassé5 alle Franse officieren gelast geen andere te gebruycken.
Den vorst heeft niet toegelaten, de steden bijeen soude commen, soodat op het aenhouden ofte licentiëren van crijsvolck noch niet is geresolveert.
Den heer van Somersdijck6 is tot Haerlem geweest om die stat tot continuatie te disponeren.
Den Roomsen Conynck is gemaeckt7. Men spreeckt van Engelant te contenteren met het creëren van twee nieuwe keurvorsten. In Engelant minuteert men nieuwe placaten tot het heffen van de recognitie van de vissers van dese landen.
Renis8 is met de meyt van de gevangenpoort ontcommen.
Aurelianus9 staet heel wel bij Calaber10, consequentelijck veel andere qualijck. Aeliani11 vrienschap dient wel onderhouden.
Desen 13 Jann. 1637.
Den Roomsen Conynck is gemaeckt. Den generael Bannier12 heeft Erffort ingenomen, alwaer men meent, hij sijn winterquartier sal houden. Wrangel13 was naer Leipsich.
24
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot.
In dorso schreef Grotius: 13 Ian. 1637. N. Reig.
En boven aan de brief: Rec. 12 febr.