Mijn Heer,
Ick hebbe bij Dignerus2 gevonden uwen brieff van den 24 Iulij3 ende oock die van den 314 wel ontfangen, gelijck mede Humult5 mij terugge heeft gesonden eenen van den 12 May6, soodat ick nu maer eenen en misse, die oock buyten twijfel wel terecht commen sal, hetgene ick tot uEd. gerustheyt premittere, ende sal op alles, wat uEd. gelieft te weten, int corte antwoorden.
Van Aysma7, die bij den keyser8 wert geseyt te sijn, spreckt men niet meer. Amelant slaept; dan twijfele, off niet wederom wacker sal werden gemaeckt. Dat
490
van Schas9 is soo gepasseert, hoewel Humingus10 Volberge11 niet gunstiych is.Wt de zee vernemen wij van de Engelsche geen swaricheyt; off het is, dat de Engelsche niet en roeren, off dat de visschers haer versien met licentie-brieven, kan ick niet seggen. Maer van den palsgrave12 is geen belofte gecommen. Uffoos13 advis over die saecke hebbe ick tot noch toe niet connen sien.
Vranckerijck heeft groot ongelijck over Gelhar14 te clagen, die sijn eerste dessein niet connende over zee volvoeren tot het tweede is gecommen. Tis groot abuys, dat graeff Henderick15 soo vrouch soude hebben gemarcheert; nu sij sien den viant alle sijne macht naer Breda treckt, sullen beter tevreden sijn.
Hier ontbreecken oock geen materie van clachten. Ermesteyn hadde men gemeent door den lantgrave16 ende Rasou17, als het te laet was, te ontsetten. Op de Baia is door het wintersaisoen te lande niet getenteert; met de somer mocht daerop wel wat voorgenomen werden, werdende ondertusschen het tot ende(?) incommen met veel scepen, die daer voor cruyssen, beleth. 1400 soldaten werden graeff Maurits18 tot recreute gesonden.
Uwen soon19 over Calis gaende heeft de pampieren niet mede connen nemen. Ick wensche seer uEd. met sijnen outsten20 een goede resolutie mach nemen. Den ioncksten21 mocht wel daer hij is eerder als hier avancement vinden; dan off beter twijfele ick seer, alsoo de officieren, die de oorlogen met groot avancement in Duytslant volgen, met veel minder haer hier soude laten contenteren. Het is nu een tijt, dat hij hier veel in soo notabelen belech souden hebben connen leeren. In de vergaderynge van Hollant daervan vermaent sijnde swegen Glargius22 ende die van sijn humeur stille.
Wat Caesar23 belangt hebbe en passant den tour wederom gedaen ende vinde hem hoe ick meer persse meer scrupuleux, meest gedeterreert door de grootheyt van de somme ende calange van andere. Die het geven best sagen wilden wel hetgene qualijck is te persuaderen haer conde werden affgeperst24, ende darom souden wel connen lijden, dat men eenyge proceduyren tegens hare ingesetene entameerde, om dan met beter schijn het aff te maecken. Ick wachte eenych finael besluyt; soo het niet en is conform onse intentie, soo sal seer be-
491
denckelijck sijn, off wij in dese landen den wech van iustitie souden ingaen; immers soo lange apparentie is, dat Golilas25 bij Engeland26 soude connen commen.Nieuwe tijdyngen, soo lange ick hier ben, weet ick wel, dat uEd. van mij niet en verwacht; evenwel sende ick dubbelt van een brieff, bij de gedeputeerden den 6 deser wt het leger aen de Staten-Generael geschreven27, waerbij in den 9 wiert geadviseert, dat den viant op de wercken van sijne Hoocheyt28 ende niet lange daer hij is, bij faute van vivres, sal connen blijven.
Men is hier becommert met het retour van de Oostindische schepen, waervan maer twee van achte, die werden verwacht, en sijn gearriveret, sijnde twee wt Suratte, soo men meent, noch op wech ende vier, die in compangie van de twee gearriveerde in de Strate van Sunda met een grooten storm waren beloopen, beschadycht, soo men oordeelt, wederom naer Batavia gekeert.
In Engelant ende Denemarcken hebben sij nagelen gecregen, dat hier affslach maeckt.
Wat Barclai29 in Sweden heeft wtgerecht, wat uEd. van de comste van den heer rijxcancelier30 oordeelt, sal ick garen weten ende sien de iustificatie van den hartoch van Rohan31.
Desen 13 Aug.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raedt ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 13 Aug. 1637. N. Reigersb.
Nogmaals: 13 Aug. 1637. N. Reigersberg.