Mon frère,
Bij desen sende ick de sententiën tegens de gouverneur2 ende officieren van Venlo wtgesproocken ende daernevens copie van een brieff bij den heer ambassadeur van Polen3 van den Engelschen handel aen mij geschreven ende propositie bij sijne Ex.tie hier gedaen4; de antwoorde, alsoo die vrijdach naermiddach op het leste oogenblick van de gemelte ambassadeurs vertreck eerst is gegeven, hebbe ick niet gesien.
De ambassadeurs van Vranckerijck5 nochte Sweden6 hebben den Poolschen gesant niet gevisiteert maer wel die van Venetiën7.
790
De naestleste brieven van Bilderbee(ck)8 seggen, dat de pasporten op het aenhouden van den ambassadeur van Polen tot Weenen9 voor Vranckerijck10, Sweden11 ende desen staet12, den cardinael Ginetti13 van den keyser14 waren toegecommen.
De steden persisteren noch op het casseren van de vijftych compangiën, Haerlem seert hart weygerende tot verder besoignes te treden, eer dat is gearresteert, andere fatsoenelijcker. Evenwel concludeert de heer Cats15 niet, die seyt sulckx in consciëntie niet te vermogen, interpreterende sijne instructie, dat die niet exprimeert tot wat tijt met meerderheyt van stemmen moet concluderen.
Naer tijdyngen van de heer Vosberge16 sullen wij verlangen. Voor sijn vertreck vraechde hij den heer van Oosterwijck17, hoe hij het daer sijnde hadde gemaeckt ende off sijn Ed. uwe Ed. hadde gevisiteert; daerop den anderen antwoordende iae repliceerde hij: ghij hebt seer wel gedaen, het is een fray man: ende verder onderhielt de heer Vosberge noch op die noch op andere materie den heer van Oosterwijck niet.
Waer hartoch Barent18 sijn winterquartier neempt ende wat Vranckerijck met sijne Furst. Genade voor heeft, hooren wij niet. Somyge slaen voor off sijne F.G. sijne troupes geen loopgelt hoort te geven, ende die te coniungeren met de Hessische19, die wel een aensienelijck hooft nodych sullen hebben, sijnde die van opinie, dat de gemelte hartoch dat onthael in Vranckerijck niet vinden sal, dat hem toecomt.
Wt de zee hebben wij niet als dat den admirael20 sijne scepen in Engelant schoon heeft gemaeckt om des te beter op de Spaense te connen passen.
Den Poolsen gesant hout seecker, dat den Grooten Heer21 yet tegens Ragoski22 sal voornemen, hetwelck de keysers macht nootsaeckelijck sal moeten distraheren.
Iovinianius23 en den Metersman24 arbeyden om Golilas25, die hier is, in sijn vaders stat te helpen, dat niet buyten groote apparentie is.
791
Wensche uEd. hier te connen dienen.
UEd. seer dienstwillygen broeder
N. van Reigersberch.
Desen 14 Decemb. 1637.
Uwe brieven van den 5 deser26 ontfange ick, naer desen was geschreven.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 14 dec. 1637. N. Reigersberg.
En boven aan de brief: Rec. 24 dec.