eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    35

    83A. 1606 september 30. Van Jacobus Gruterus.1

    S[alutem] p[lurimam dico].

    Cum ad vos iret vir praestantissimus Beaumontius noster,2 tametsi otiosum videbatur, volui tamen verbis paucis ostendere, quantam ceperim voluptatem ex epistola tua,3 plena sollicitudinis de eventu causae nostrae, et responso consultissimo de iure illius. Cui ut video diffisus par noster4 facti controversiam nobis apud vos facit. Ac si diserte factum negat, ita ut instrumento illo testanti viri idonei; nec confessus satis teneri potest sua sibi asseveratione coram illis quos laudamus itemque aliis qui addi possunt,5 collega eius, pastore Tholano et consobrino,6 cui procuratio data fuit movendi nos de legato controverso: atque iuramento insuper opus est ἐπακτῳ̂; deferatur sane illis quos dixi omnibus, ut tu in medium consulis. Nec enim tam irreligiosum eum putem, ut iuratus aliter quam iniuratus testari velit, aut sacramento vincere tot talesque viros falsum pronunciare, aut denique retractare dicta sua. Caeterum rem omnem tuae fidei atque industriae permitto, et quidquid eius evenerit, si non ἀδιαϕόρως,7 aequi certe faciam, ut in causa tenui, ad quam in iudicium deducendam rei magis indignitas atque exemplum, quam iacturae dolor moverit. Nec a te expecto, ut τὸν ἥττω λόγον κρείττω facias cum Aristophanico illo,8 aut eventum praestes qui in aliorum γούνασι situs est.9

    Vale, vir clarissime, et me multis nominibus obnoxium tibi et gratiae referendae studiosum ama,

    tuus,
    Jacobus Gruterus.

    Prid[ie] Kal[endas] Oct[obres] 1606.

    36

    Clarissimo viro et amico communi domino Borrelio10 salutem plurimam nuncio.

    Adres: Clarissimo viro Hugoni Grootio, in 's Gravenhaege.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GA, handschr. verz. inv. no. 524: b, eigenh. oorspr. Jacobus Gruter(us) († 5 oktober 1607) was rector van de Latijnse school in Middelburg (NNBW III, kol. 506-508). In zijn brief gaat hij in op een rechtszaak die hij reeds eerder, op 30 april 1606, onder Grotius' aandacht had gebracht en die hij voor de Hoge Raad wilde uitvechten (infra, n. 4; no. 77 (dl. I)).
    2 - Simon van Beaumont (1574-1654) werd in 1606 tweede pensionaris te Middelburg (no. 69 (dl. I)). Hij diende Gruter in deze rechtszaak van advies.
    3 - Deze brief is niet teruggevonden.
    4 - Gruter had besloten in hoger beroep te gaan tegen een uitspraak van de Middelburgse schepenbank, dd. 6 oktober 1604, die hem verplichtte aan Hans de Bruyne, echtgenoot van Tanneke Arondeaux, een erfenis uit te betalen die haar in het verleden door Daniël Verhasselt was toegezegd. Tanneke Arondeaux was in het geheim getrouwd geweest met de inmiddels overleden Daniël Verhasselt, vermoedelijk een broer van Gruters vrouw Tanneke Verhasselt. Blijkens deze brief had ook Hans de Bruyne met Grotius contact opgenomen om over zijn kijk op de zaak uitleg te geven. De uitspraak van de Hoge Raad volgde op 10 mei 1607. Zie Den Haag, ARA, arch. Hoge Raad, no. 884 (Register van dictums zoals zij zijn geresolveerd, 1606-1609, dd. ‘den lesten (?) Januarii 1607’); no. 932 (Register van dictums zoals zij zijn gepronuntieerd, 1607-1610, dd. 10 mei 1607), en vooral no. 699 (Geëxtendeerde sententies, 1607, dd. 10 mei 1607).
    5 - In zijn vorige brief aan Grotius schreef Gruter: ‘Si praeter eos testes, quos laudamus, pluribus opus erit, cum sciam, curabo.’ (no. 77 (dl. I)).
    6 - De ‘pastor Tholanus’, die in het proces betrokken was, heette Johannes de Prince († 1617/1618); hij stond samen met Johannes Pantinus als predikant in Tholen (F.A. van Lieburg, Repertorium van Nederlandse hervormde predikanten tot 1816 I, p. 197 en 188). In de geëxtendeerde sententie van de Hoge Raad wordt Johannes de Prince als stief- en schoonvader van Tanneke Arondeaux aangeduid. De precieze identiteit van de neef (‘consobrinus’) is niet vastgesteld.
    7 - De lezing van het Grieks is onzeker.
    8 - Aristophanes, Nubes 990; 1444; 1451.
    9 - In zijn brief van 30 april 1606 (no. 77 (dl. I)) had Gruter geschreven: ‘Locutus sum coram A.V. van Santen, quando in eorum γούνασι eventus positus est’. Johan van Santen († 26 oktober 1609) was raadsheer in de Hoge Raad, die over de kwestie uitspraak moest doen.
    10 - Johan Boreel (1577-1629), die in deze periode eveneens als advocaat in Den Haag werkzaam was en die, naar P.C. Molhuysen vermoedt, met Grotius onder één dak woonde (no. 69 (dl. I); P.J. Meertens, ‘De Groot en Heinsius en hun Zeeuwse vrienden’, in: Archief. Vroegere en latere mededelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland 1949-1950, p. 67-70).