eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    321. [1614 April 9]. Aan Willem de Groot1.

    Hactenus omnia satis recte curata sunt, Accepi exemplaria etiam deauratum satis in tempore. Superest ut tu cras Hagae exemplaria distribuas, deinde alia iubeas mihi compingi tot quot omnino parata esse possunt ante diem Dominicum: quorum partem tu Lugduni partem ego Rotterodami distribuam eodem tempore antequam in vulgus exeant libri. Nam quae hactenus accepi exemplaria, ea omnia ivere in oras exteras. Hoc tantum volebam, et simul valer ete iubeo. Die Mercurii.

    Saluta notos.

    Tui amantissimus frater
    H. Grotius.

    Adres: Eersaeme discrete Willem de Groot student ten huyse van doctor Bontius tot Leyden. Loont den bode.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Leiden, cod. Pap. 2. De datum van dezen brief is zeer onzeker. Rogge, in een aanteekening op een afschrift van den brief, meent dat hij bij no. 351 behoort, en betrekking heeft op de uitgave van het Decretum. Maar Willem woonde in April 1614 volgens no. 331 bij Bontius, en in Juni van dat jaar bij een weduwe, wier naam op het adres van no. 351 afgescheurd is. In Mei 1615 woonde hij bij de Weduwe van Wassenhoven, en het defecte adres van no. 351 moet misschien gelezen worden: ‘ten huyse van de weduwe van den heer van Wassenhoven op het Rapenburg tot Leyden’. Daar de pedelsrollen uit deze jaren ontbreken, is hieromtrent geen zekerheid te krijgen. De ‘exemplaria’, waarvan sprake is, kunnen exemplaren van de Lucanus-editie zijn, die Grotius in April 1614 verzond en Willem te Leiden bezorgde (zie no. 341). Ik stel den brief op Woensdag 9 April 1614, maar, gelijk gezegd en uit bovenstaande blijkt, zeker is de datum allerminst.