eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    358A. 1614 augustus 9. Van P. Bertius.1

    Amplissime domine,

    Post datas ad te nuper litteras meas2 incidi in chartas quasdam; quae quia non inutilem continebant earum rerum memoriam de quibus scripseram ad te, putavi eas ad t[uam] A[mplitudinem] esse transmittendas. Prior continet Fidem Pelagii missam ad Innocentium, sed quam ipso defuncto accepit Zosimus,3 altera Zosimi epistolam ad patres

    115

    Africanos.4 Rogo te, expendas et ad me remittas; sunt enim ex libro quodam singulari dissuta, in quo adnotavi ea quae ad Pelagianarum rerum historiam pertinent.5 Itaque, ut vides, carere iis non possum. Sed, si recte recordor, puto quaedam ipsorum in Baronio legi.6 Inter legendum si contingat ex coniectura aliquid abs te emendari, - sunt enim ut vides vitiosa - velim ea ad oram adnotari a tua A[mplitudine]. Apologeticum nostrum propediem videbis, si Deus volet.7

    Vale, vir amplissime, ab eo qui te amat et colit,

    P. Bertio.

    9 Augusti anno 1614.

     

    Bibliopolae illi quem commendaram8 quid actum sit, scire velim.

    Notes



    1 - Huidige vindplaats onbekend. Voorheen hs. Maastricht, Bibliotheek van het Theologisch College S.J., eigenhandig oorspr. Gedrukt in P. Winkelman, Remonstranten en katholieken in de eeuw van Hugo de Groot, Nijmegen 1945, p. 321, bijlage 6, waar ook wordt aangegeven dat de brief ‘zeer waarschijnlijk’ aan Grotius was geadresseerd.
    2 - Zoals op te maken valt uit een brief van Grotius aan Johannes Wtenbogaert, dd. 11 augustus 1614 (no. 361 (dl. I)), verwijst Bertius hier naar een (onbekende) brief die hij kort na een schrijven van 3 augustus 1614 (no. 357 (dl. I)) naar Grotius stuurde. Zie P. Winkelman, Remonstranten en katholieken, p. 105.
    3 - De Confessio seu Libellus fidei a Pelagio ex oriente Romam missus ad sedem apostolicam, gedrukt in PL 45, kol. 1716-1718, en 48, kol. 488-491. Pelagius (5e eeuw na Chr.) werd in 417 door paus Innocentius I († 12 maart 417) geëxcommuniceerd; diens opvolger Zosimus wilde deze beslissing ongedaan maken, maar schikte zich uiteindelijk naar de veroordeling van de Pelagiaanse leer die in 418 werd uitgesproken door een pan-Afrikaanse Synode te Carthago.
    4 - Bedoeld is Epistola III, gedrukt in PL 20, kol. 654-661, waarin paus Zosimus Pelagius rechtvaardigde.
    5 - Het is niet duidelijk welk werk Bertius hier bedoelt.
    6 - Caesar Baronius, Annales Ecclesiastici, I-XI, Antwerpen 1588-1607. Deel V (1596) bevat de Confessio (p. 404b-405e) en Epistola III (p. 400e-404b). Zie voor de geschiedenis van Innocentius, Zosimus en het pelagianisme ibidem, p. 384d-416e.
    7 - Grotius had drukproeven ontvangen van Petri Bertii Apologeticus ad fratres Belgas, in quo calumniae crimen ipsi a ... Ioanne Piscatore ... immerito impactum, diluitur, Leiden 1614 (L.D. Petit, Bibliographische lijst der werken van de Leidsche hoogleeraren, p. 150, no. 15). Voor de geschiedenis van Grotius' kritiek, zie P. Winkelman, Remonstranten en katholieken, p. 103-105.
    8 - Jan Hubrechtsz. (Huybertsz.), drukker-uitgever te Leiden, wilde Grotius raadplegen over de dedicatie van de Nederlandse versie van Mare liberum: Vrije zeevaert ofte Bewijs van 't recht dat den Hollanders toecompt over de Indische coophandel, Leiden 1614, met een opdrachtbrief van Hubrechtsz. aan de Staten-Generaal, dd. 14 september 1614. Vgl. BG no. 552 rem. 2; no. 357 (dl. I); no. 157A, en Res. SG (1610-1670), II (1613-1616), p. 300.