Mon frere,
Ick vinde in Den Hage groote veranderynge. Prins Henderic getrout,2 sijn princesse overgebracht, den prins van Orangië in seer quade dispositie, met weinych hope van reconvalescentie: sijn licchaem is seer met waecken, weinych eten, grooten affganck geëxtenueert, het verstant vigoureux, de courage groot. Walaeus3 is daer Vrijdage bij geweest, ontfynck hem seer vriendelijck, versocht hij hem dickmael soude commen besoucken; laet alle sijn particuliere affairen varen, becommert hem met het publyck, wtgesondert het militair, seer weinych. Prins Henderic heeft meest de sorge4 ende den toeloop; is Vrijdage met acte om geduirende de sieckte van sijn Excellentie het chrijchsvolck te commanderen vertrocken naer Waelwijck, alwaer het leger van Rosendael oock is getrocken. Mansvelt5 heeft seer aengehouden dat alles hier, soo haest mogelijck soude sijn, mocht werden verricht, om met het bequaem saisoen sijn reyse te voorderen. Men meent de onse des viants quartieren sullen attaqueren.
Den brant van de magasijnen tot Ginneken, daer sevenentwintychdusent viertelen tarwe ende rogge, alle de provisie van haver, van den viant is verbrant, sal het leger seer incommoderen. Een, die hem als matroos hadde verhuirt ende neffens andere in de magasijnen vrocht, heeft een klein balleken soo groot als een caetsbal tusschen de packen in laten vallen, dat heeft het onblutselijck vier onsteken; hij is selffs geëschappeert.6 Daechs voor den brant was een convoy aengecommen. Onse ruyters is terstont belast op de convoyen nauw te letten. Men gelooft eenpaerelijck dat die van binnen de stadt tot Sint Jean7 noch connen houden. De sterfte is daer groot: over driedusent sijn der geduirende het belech gestorven, dat de vivres wat langer sal doen recken. Godt wil het goede voornemen segenen. Mach die stadt werden behouden, is te hoopen dat onse saecken, die een tijt lanck niet wel hebben gestaen, beter ploye sullen nemen.
De doot van den conynck van Engelant8 mocht ons wel groote veranderynge ende naer apparentie te besten causeren. Ick meen Aertsens9 in extraordinaire ambassade der-
259
rewaerts gaet; het schijnt hij de Engelse seer patrocineert. De Compangie is belast, meest soo sij geloven door sijn beleyt, Coene10 niet te senden naer Indiën tot nader ordre. Over dat stuck sijn heftyge contestatiën tusschen de bewinthebbers ende Aertsens in de Generaliteyt gevallen. Hij is gecommitteert om neffens Oetgens ende Muis, in plaetse van Beveren, die hem excuseerde, gesurrogeert, prins Henderic vanwegen die van Hollant in het leger bij te sijn.11 Den conynck van Denemarcken12 doet stercke lichtyngen tot restitutie, soo men mij doet geloven, van den Palsch. Veele Duitse vorsten, die haer noch bedeckt houden, contribueren daertoe. Meent voor wtganck Mey in het velt te sijn ende Mansvelt niet te wachten.Ons neeff13 hebbe ick noch maer en passant gesproocken, bij faute van gelegentheyt. Ick kan niet als alles goets van hem presume(r)en, maer hij sal discretelijck ende lancksaem moeten gaen. In Hollant is alles, Godt loff, nu heel stil, dat seer goet is: de contraremonstranten krijgen dagelijckx beter opinie van de remonstranten, soodat te hoopen is de gemoederen eyndelynge sullen werden vereenycht. De kinderen van Hogerbeets14 hebben requeste aen de Staten-Generael ende sijn Excellentie gepresenteert: versoucken haer vader sijn huis tot gevanckenisse soude werden gegeven. Sijn Excellentie dede die lesen, seyde sulckx soo op een bot15 niet conde geschieden. De Staten-Generael hebben het affgeslagen, sijn daernaer turbato ordine aen de Staten van Hollant gegaen; dan soo men besych was daerop te disponeren16 ben ick naer Delft gecommen.
Den conynck van Persiën heeft de onse, naer Haga adviseert, de beschermynge van sijn seecusten bevolen ende tot dien eynde Ormus haer overgelevert.17 De Staten-Generael hebben de Compangie belast te letten dat sulckx geen swaricheyt tusschen den Grooten Heer18 ende ons en causere. De coopluy hebben tijdingen dat L'Hermite19 in de Zuytzee veerthien schepen in de gront, sesthien genomen heeft.
260
Mij soude wel lusten uE. veel particulariteyten te schrijven die uE. garen soude hooren, maer ick en hebbe den tijt niet ende vinde het ongeraden. Schrijve dit met haest, buyten Delft staende om naer Cornelis20 te gaen.
Desen 14 April 1625.
Ick wilde wel dat mij een exemplair van d'Ossat,21 Plessis22 ende soo daer noch wat exquis is, wiert gesonden. Binnen vijff, ses dagen gae ick naer Amsterdam, sal daer uE. brieven verwachten, die seecker dienen bestelt. Ick sal vandaer met beter gelegentheyt connen schrijven.
Adres: A monsieur/(m)onsieur Grotius, à Paris.
In dorso schreef Grotius: 14 April 1625 N. Reigersberg.
Ter hoogte van de passage over Hogerbeets schreef Grotius: NB.