Mon frere,
Den uwen van den vierden,2 mij wt Zeelant naergesonden, heb ick hier wel ontfangen, doch te laet om de bootschap te doen die mij wert belast.3 Naer ick noch kan oordeelen sal alles daer wel gaen, hoewel niet op sulcken voet als somygen verwachten, nochte misschien oock soo ras niet als die het aengaet garen souden sien. Den oirboir moet werden gedaen ende het particulier sal voor het publyck moeten wijcken. Hiervan ende van meer particulariteyten ten naesten van een bequamer plaets. Wij dienen nu sonderlynge voorsichtycheyt in het schrijven ende bestellen van ons brieven te gebruicken.
't Is apparent dat Hogerbeets sijn huis tot gevanckenisse sal becommen.4 Die van Hollant hebben het advis van sijn Excellentie begeert, dan sijn dispositie lijt niet dat men hem ergens mede moyt. Ses docteren hebben Saterdage, in presentie van Vosberge,5 bij de
262
prins daertoe versocht, geconsulteert: oordeelen hij sonder miracel niet kan becommen. Fontaine is een van de sesse.6 Teert wt; men vreest hij het niet seer lanck maecken sal, verswackt dagelijckx, hout gestadych het bedde, heeft somwijlen seer groote flauten. Veele van de vergaderynge van Hollant raden de kinderen van Hogerbeets weder aen de Staten-Generael te gaen, seggen haere gedeputeerde de saecke sullen helpen bevoorderen. Ick verstae wt haer dat sij seer beleeft werden bejegent.7 Duick8 doet haer niet alleen goet onthael; raet haer te besten, met aenbiedynge van wat hij vermach.Prins Henderick vertrock sieckelijck, is nu heel welvarende. De troupes vergaderen tot Waelwijck, het leger van Rosendael is daer gecommen, de generale monsterynge sal dese weecke geschieden. Aertsens9 heeft liever gehadt prins Henderic te accompangeren als in ambassade extraordinaire, daer hij toe wiert gedestineert, naer Engelant te gaen. Die commissie heeft hij becommen, omdat hij vanwege den adel met Duvervoirde,10 toen de deputatie geschiede, alleen in de Vergaderynge was. Veele sijn anders niet seer tot hem genegen, ende is om hem buten affaires te stellen de plaetse in den Raet van State hem gegeven.11 Met Marquette12 is hij niet wel; Vosberge en hij toonen den anderen goet semblant.13 Veele soo in de steden als in de collegiën sien alle dage verder, ende de humeuren sijn soo versacht dat men bijnaer met verwonderynge van het gepasseerde spreeckt. Alles is seer stil heel Hollant deur ende eenyder verwacht met patiëntie wat Godt geven sal.
Vosberge gaet naer Denemarcke.14 Den conynck heeft versocht dat yemant van dese landen hem bij wesen soude; meent loopende Mey in 't velt te sijn; schrijft aen de coninginne dat hij sal toonen dat hij haer een naer verwant is.15 Den conynck van Bohemen16 is vol goede hoope. Naer apparentie isser hoope van redres, dan dat hanckt veel aen het ontset van Breda. Den viant souckt vast prattijcken om het voer voor de paerden bequamelijck toe te doen voeren; draien het klein in malcanderen, packen bij dat middel een heel voer in een ton. Men seyt wij stercker sullen sijn van voet- ende paerdevolck, ende dat onse paerden ongelijck beter sijn; de haere sijn seer geharasseert. Men is hier vol goede hoope. Mansvelt17 crijcht toeloop van des viants volck: een heele compangie Croaten is over[ge]commen. Aenholtz' volck18 heeft en campange verclaert niet te willen vechten, ofte moeten van haer achterstel sijn voldaen; haer is binnen acht dagen contentement belooft. Soo veele aen des viants sijde verstonden met hoeveel meer avantagie van buyt sij met ons vechten ende overwinnen connen als met den marquys,19 veele souden van partije
263
verranderen. Voor de onse sal Brabant ten deele ende Duitslant openstaen. Den viant vecht om een wtgehongerde stadt ende een verdorven lant. Binnen Breda sterft het seer; men seyt daer over de vijfthienhondert siecke soldaten sijn. Het is tijt dat het ontset werde bevoirdert; de incommoditeyt van de siecken soude haer eer decourageren als gebreck van vivres.Den tegenwoordygen conynck van Engelant heeft alle de oude officieren gecontinueert, oock Carelton20 in sijn ambassade. Heeft voor sijn sterven21 met sijn raet gecommuniceert ende verclaert hij gereformeert sturff, oock sijn soon vermaent bij die religie te blijven.
Den heer van der Myle22 is hier niet. Wtenbogaert23 dient uE. in goede genegentheyt t'uwaers te onderhouden. De vrienschap van de vrouw van Tremoulle24 kan niet ondienstych sijn; hoe uE. daer beter in aensien is, hoe hier considerabelder wesen sult. Ick sal uE. met de eerste gelegentheyt alle mijn consideratiën in 't breede overschrijven; bidde uE. mede op alles wel let, opdat wij niet en versuimen dat tot redressement van onse saecken dienen mach.
Ick recommandere mij aen mijn suster ende alle de vrienden; blijven
uE. seer dienstwilligen broeder,
N. v. Reygersberch.
Wt Den Hage, desen 21 April 1625.
Adres: A monsieur/(m)onsieur Grotius.
In dorso schreef Grotius: 21 April 1625 N. Reigersberg.