Mon frere,
Tsedert ick wt Den Hage reysde heb ick niet geschreven, gelijck ick oock noch niet schrijven soude, omdat mij niet voorgevallen is, noch voor en valt. Het affsterven van onsen vertrouden vrient, de heer secretaris Tunynck,2 heeft mij vrij naer gegaen ende raeckt mij nader, omdat ick vrees dat wij aen den successeur3 niet sullen vinden dat wij aen hem hebben verloren. De intercessie van Carleton ende oock van de coninginne van Bohemen selffs meene ick dat Hugens tot dat avancement hebben geholpen. Hij is een favoryt van Aerssens, die hem hier gisteren, dat hij naer Engelant vertrock, over dese tijdinge seer verblijde. Ick meen dat dit mede van de vruchten sijn die wij van de absentie van mijnheer den prince trecken. Niemant kan sijn Excellentie terdege onderrichten, ende ick weet niet off in Hollant de luden verde genouch sien hoeveel aen dese plaetse gelegen is. Somyge hadden mij garen beweecht om mijn dienst te presenteren; behalven den last van de charge, subjectie om te bedienen, consideratie van tijt om daertoe te geraecken, hielt mij terugge dat ick laet advertentie daervan creech; eer ick nader advis conde becommen ben ick geprecipiteert geweest. Ick sach wel wat daeraen gelegen was ende soude met mijn eygen difficulteyt het publyck ende mijn vrienden wel willen hebben dienen. Het is te laet. Men moet voorder toesien.
Ick recommandere uE. andermael dat die het bestellen van uE. brieven wert vertrout groote discretie mogen gebruicken; sonder reden ben ick niet swaerhooffdych daerin. Ick weet dat alreede veelen kennissen daervan hebben, 't Is waer, het sijn remonstranten, die onder confidentie sulckx wert vertrout, maer de saecke is te gewichtich om yemant te vertrouwen; hoe licht kan het esclateren. Het is mij voorgecommen van luden, daer ick het niet van verwachte; hebbe ignorantie geallegeert, dat haer vremt dochte. Selffs den secre-
275
taris van Schoonhove, Conynck,4 weet daervan, ende andere meer. UE. sal dissimuleren dit van mij te hebben verstaen; ick mach het uE. niet verswijgen, alsoo onse gemeene fortune daeraen perecliteert. Den thresaurier de Bye5 meent selffs ongeraden te sijn soo dickmael te schrijven; hij is scrupuleux. Maer ick soude met hem daerin te lichter accorderen, omdat uE. op uwe brieven te meer moet letten dat die wel in werden gestelt, bijsonder alsoo Aertsens, die nu in Engelant is, oock schrijven sal ende met alle middelen sijnselven recommandabel souckt te maecken.Het drucken tegens de Confessie gaet voort;6 maer Walei bouck tegens Johannes Arnoldi tot defensie van Molineus sal tevoren wtcommen.7 Met Josias8 ben ick in voorder conferentie niet geweest, alleen maeckte swaricheyt waer de costen van den begonnen druck soude werden gevonden; daerop heb ick hem gecontenteert. Oetgens9 tot Amsterdam hebbe ick lange ende breet gesproocken; heeft goede opinie van Neeff10 ende seyt met goede kennisse daervan te spreecken. Meent die van Amsterdam Cretensem11 sullen soucken te discrediteren.
Van de Baya de Todos os Sanctos comt tijdinge over Antwerpen dat bij de Spaengaerden is verovert. Die wert niet gelooft, maer daer is een jacht gearriveert tot Amsterdam, die den 6 April wt de Baya seylde, die bootschapt dat de Spaense vloote in de Baya lach, dat sij ende de stadt sterck tegens den anderen schooten. Binnen waren sij van de comste van die vloote gepr[e]adverteert, hadden goeden moet om die te verwachten, waren 16 hondert mannen gevictailleert met meel, olye ende sout voor een jaer, van wijn voor twee maenden. Onse vloote hadde wel een maent van doen eer sij daer conde commen; off sij het ‹het› soolange connen houden wert seer getwijfelt. Wert die plaetse verlooren, soo is het met de Compangie gedaen.12
Onsen staet is in groot peryckel, de disordren ende lasten sijn niet draechelijck. Eenygelijck roupt om redressement, maer vanwaer sal het commen? Aerssens meent dat mijnheer den prins - soo sprack hij gisteren tegens ons13 - dat moet tewegebrengen, maer off hij in sijn beginselen de militie sal willen vervremden staet te twijfelen. Sooverde is 't gecommen dat de monsterynge, die tevoren niet heeft connen geschieden, in het leger is gedaen. Men vint maer 18 dusent voetknechten.14 Dit jaer sal op een defensie wtcommen. Den viant, naer de advysen comen, heeft een ooch op het lant van der Toolen; meene daer wel voor is gesorcht.
Dit met seer grooten haest, staende om naer der Vere te gaen. Monsieur Polyander15
276
sijn huisvrou, moye16 ende nichte sijn bij ons, sullen uE. gesontheyt drincken. Den professor begeerde op mij te Leyden dat ick uE. van sijn vrienschap soude verseeckeren,uE. dienstwillige broeder,
N. v. Reigersberch.
Desen 24 Juny 1625.
Adres: A monsieur/monsieur Grotius, à Paris. 10 st.
In dorso schreef Grotius: 24 Juny 1625 N. Reigersb.