eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1035. 1625 december 1. Van N. van Reigersberch.1

    Monsieur mon frere,

    Om den uwen van den 20 November2 punctuelijck te beantwoirden, soo laet ick tot uE. discretie wat goet gedaen off gelaten is in hetgene de heer van Somersdijck raeckt,3 alsmede aengaende het schorten van uE. advisen. Meene sooveel in mij is mij gequeten te hebben, mits uE. adviserende hetghene ick hier verstaen ende dat personnagiën van sulcke(n) aensien goetvinden. De swaerhooffdycheyt, die uE. in de comste van den heer van Somersdijck schijnt te hebben, gheeft uE. oock materie van veel sware gedachten; alle dewelcke, hoewel sij niet heel sonder fondament en sijn, soo (e)n is nochtans den staet van uE. saecke soo swaer niet als uE., die alle particulariteyten onbekent sijn, sich inbeelt.

    Wat mij aengaet, gelijck ick altijt alle devoir aengewent hebbe om naer mijn vermogen voor uE. bij alle occasie te sorgen, soo en hebbe ick noch geen ander intentie ende sal niet versuymen wat tot uE. (e)erelijcke herstellynge kan bedacht werden. Ick beken de ob-

    300

    staclen sijn groot, (m)aer mijns oordeels soo groot niet, ofte sijn met de assistentie van deghenen, die ick weet uE. vrient te sijn, wel te overwinnen. Tijt, beken ick, isser toe van noode; doch een moment kan oock geven dat qualijck kan voorsien werden. Soo uE. sijn ooch ergens heeft daer hij wel meent te connen sijn, het waer mij leet dat ick uE. daervan diverteerde. Sal daromme alle voorslagen die ick hier hoore, die mij tot noch toe noch van Noordynge4 noch van niemant anders voorgecomen en sijn, uE. trouwelijck rapporteren, ondertusschen sien wat den tijt hier lijden kan. Mijns oordeels ende naer het oordeel van die ongepassyt willen oordeelen, soo is uwe E. saecke op seer goeden voet; maer sij en kan niet werden geforceert. Bij gelegentheyt sal ick uE. excusen sijn Excellentie doen verstaen. Candenus5 weet ick dat voor (u)E. sal doen al wat van een trouw vrient kan werden begeert. Desen middach sal ick (te s)ijnen huise met goet geselschap eeten ende sooveel de occasie lijden kan, uE. daer gedachtych sijn.

    Vosberge6 heeft de tweede plaetse in de Generaliteyt becomen. Tole heeft sijn woort niet gehouden ende Ziriczee heeft haren pensionaris voorbijgegaen. Josias7 heeft sijn plaetse verlaten, voornemelijck, soo ick meen, omdat hij die niet wel houden konde. Onder pretext van de joden te bekeeren soo drijft hij tot Amst[erdam] een vreemden handel. Hij is soo geëmbrouilleert met schulden dat uE. daer noch vremde dyngen van hooren sal; doch dient van ons niet te esclatteren. Men heeft hier heel andere opiniën van Engelant als men daer doet. Milort Buckingam8 is noch hier, dan alsoo ick dese weecke possessie hebbe genomen ende op de roll hebbe moeten sitten,9 soo weet ick niet hoeverre sij gehandelt hebben. Den conynck van Groot-Bretange equipeert wederom een vlote van hondert schepen; dan ick gelooff mede dat die alliantie10 ons niet seer, i(m)mers soo haest niet sal subleveren. Ondertusschen gaet het met onse finantiën seer slecht.

    Wat Aertsens daer wtrecht wilde ick wel pertinentelijck weten, opdat ick het communicere daer het behoort. Veele steden, namentlijck Amsterdam, sijn t'onvreden dat hij alleen is gesonden. Op de continuatie van Duick11 sal werden gesproocken. Het boucxken van Ferrier12 wilde ick wel sien. Hier is wtgecommen een tragedie van Palamedes,13 daer onder bedeckte namen het ongelijck aen den ad[vocae]t gedaen wert verhaelt. Het is wel gemaeckt, wert veel gelesen. De predicanten invectiveren dagelijckx seer over de assisten-

    301

    tie den conynck tegens die van Rochelle gedaen. Duick, Bouckhorst14 ende Aerssens hebben het darom te lijden. Hauthain15 is in grooten haet: (soo) crijcht elck sijn beurte. De order van Saint-Michel vliecht hier veel over. Ick oordeele wt die nieuwe maniere van doen dat men hier volck winnen wil. Men informeert vast voort op de quade menage van de Admiraliteyt van Rotterdam; sij hebben vremt huysgehouden ende worden, soo men seyt, vremde dyngen ontdeckt. Seggaert. Van der Mast worden geseyt mede niet vrij te sijn.16 Dat spil mocht wel verder gaen. Sijn Excellentie heeft niet wel andere commissaresen in Teresteyns saecke17 konnen kiesen, omdat andere in de collegiën van Dordrecht ofte vermaechschapt aen d'een off d'andere sijn. Men meent Teresteyn sal werden geabsolveert. Dese weecke is van de hoven van justitie authorisatie op de commissaresen versocht om getugen te mogen hooren; in de vacantie van Kerssemisse sal die saecke bij de hant genomen werden.

    Ick meene dese weecke voor weiny(ge) dagen naer Zeelant te varen; voor Kerssemisse sal ick wederom hier sijn ende (dan) ernstych op uE. dyngen sonder ophouden gaen letten. Verwacht de wtcomste met goede patiëntie; mij dunckt met Godts hulpe dat alles wel vallen sal. Recommandere mij aen mijn suster,

    uE. seer dienstwillygen broeder,
    N. v. Reigersberch.

    Desen 1 December 1625.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 1 Dec. 1625 N. Reigersb.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GB, RK, no. 1703: 22, eigenh. oorspr. Gedrukt in Rogge, Br. van N. v. Reigersb., p. 75-78 (no. 1035 (dl. II)). Gedeeltelijk geciteerd in Brandt-Cattenb., Leven I, p. 350-351.
    2 - Ontbreekt.
    3 - Het was de vraag of er in Parijs een ontmoeting van Grotius met de buitengewone ambassadeur François van Aerssen gearrangeerd moest worden.
    4 - Misschien hoopte Reigersberch via Dierck van Noordingen, agent van de graaf van Oost-Friesland, een post voor Grotius te verwerven.
    5 - Jacob Wijts (Wyts).
    6 - De Staten van Zeeland hadden Caspar van Vosbergen, lid van de Hoge Raad, tot gedeputeerde ter Generaliteit verkozen. Cornelis de Jonge, heer van Oosterland, pensionaris van Zierikzee, was voor deze benoeming gepasseerd.
    7 - Niet geïdentificeerd; vgl. no. 988 (in dit supplemendeel), n. 8.
    8 - George Villiers, hertog van Buckingham, Lord High Admiral van Engeland.
    9 - Op 22 november 1625 had Nicolaes van Reigersberch als lid van de Hoge Raad de ambtseed afgelegd. Reeds in 1617 was hij door de Staten van Zeeland als lid voorgedragen, maar er ontstond een geschil over de benoeming met als gevolg dat de plaats tot dit jaar openbleef (Rogge, Br. van N. v. Reigersb., p. 77; no. 1001 (in dit supplementdeel), n. 10).
    10 - Op 7 september 1625 hadden de Staatse ambassadeurs in Engeland Aerssen, Joachimi en Burmania met de koning een offensieve en defensieve alliantie afgesloten (Res. SG (1610-1670), VII (1624-1625), p. 561).
    11 - Mr. Anthonie Duyck, raadpensionaris van de Staten van Holland.
    12 - Jérémie Ferrier (1576-1626), oud-predikant uit Nîmes, in 1613 overgegaan tot het katholicisme, publiceerde Le catholique d'état, ou discours politique des alliances du roi trèschrétien contre les calomnies des ennemis de son état, 1625. Het traktaat was gericht tegen G.G.R. theologi ad Ludovicum decimum-tertium Galliae et Navarrae regem christianissimum admonitio .... Qua ... demonstratur Galliam foede et turpiter impium foedus iniisse, 1625 (Knuttel, Cat. van pamfl. no. 3578). Vgl. DBF XIII, kol. 1123-1126 en no. 1030 (dl. II).
    13 - Joost van den Vondel, Palamedes oft Vermoorde Onnooselheyd. Treurspel, nunc cassum lumine lugent, Amsterdam 1625.
    14 - Nicolaes van den Bouchorst, heer van Noordwijk, lid van de Hollandse Ridderschap, gedeputeerde ter Staten-Generaal.
    15 - Willem de Soete van Laecke, gezegd Haultain, luitenant-admiraal van Zeeland. Hij was bevelhebber van de Staatse vloot die koning Lodewijk XIII steun moest verlenen in zijn strijd met de hugenoten van La Rochelle.
    16 - De Dordtse oud-schepen Bartholomeus van Segwaert en de Delftenaar Claes Bartholomeusz. van der Mast, raden van de Admiraliteit te Rotterdam, waren betrokken bij een omvangrijke fraudezaak (Particuliere Notulen van de vergaderingen der Staten van Holland 1620-1640 door N. Stellingwerffen S. Schot, III (juli 1625 - april 1628), p. 204).
    17 - In Dordrecht waren de burgemeesters Cornelis Adriaensz. van Teresteyn en Hugo Jacobsz. Muys van Holy met elkaar in conflict geraakt.