eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1192. 1627 oktober 23. Van N. van Reigersberch1.

    Mijn Heere,

    Ick heb den uwen van den 9 deser gisteren wel ontfangen. De tijdynge van de aencomste van de goede vrienden is mij seer aengenaem, wenschte te verstaen, wat haer op de reyse is bejegent ende voorts wat breeder te hooren, wat daer al passeert, alsoo uE. schrijven mij weynych materie geeft om uwe vrienden te onderhouden ende te toonen, dat uE. daer weet, watter passeert. Ick hoop, dat mijn exempel uE. daertoe sal animeren.

    Onse saecken blijven hier in ouden doen: den viant versterckt vast het fort tot Zantvliet ende Hoochgewerve, de onse leggen oock een fort op het schor van Lillo ontrent - soo ick wel ben onderrecht - Blaugaren. Men equipeert hier sterck om de Dunckerckers, die tot dertych schepen achthien conynclijcke toemaecken, het hooft te bieden. In Hollant sijn bij de Staten sijn Extie. diversche personen om een admirael wt te kiesen voorgeslagen, onder andere Reael2, [Crenu], J. Lam3, Piet Heyn. Reael is van groote apparentie. Onse drie Oostindische schepen werden noch in Portmuyde met weynych hoope van ontslagynge aengehouden. Elff Oostindische schepen sijn gegaen om te sien, off sij die souden connen lichten. De drie Engelsche schepen in Texel aengehouden hebben haer cabels gekapt ende sijn deurgevaeren; sijn bij de onse met canonnades niet int vriendelijcke gesalueert. Dus souden wij heel over hoop geraeken. De ander Fransche schepen liggen in de bewarynge van Enchusen. Soo den conynck eenyge schepen begerde, most die bij particuliere doen coopen ende daer beschicken.

    192

    Het is te beclagen, dat Verus4 so qualijck wert gedient5. Heliogabalus6 hanteert allein7 Aurelianus8 wiens crediit swact9, is Gallo10 tegens de borst11. Gallus souckt Philippus12 met Antoninus13 wel te houden. Dese weecke14 heeft men getracht ambassadeurs te nomineren, connen niet eens werden. Gallus gelooft, dat Aurelianus naer15 Antoninus niet wil. Het adviis van sijn saet16 soude meer contentement aen Verus soucken te geven ende de handeliinge faciilder17 maecken als hij nu doet18. Valens19 is apparent20; laet mij weten, hoe Constantius21 sich met hem sal dragen22. De licente sijn geopent, wert getwijfelt, off den viant die mede openen sal. Den conynck van Denemarcken, houden[de] de brieven van den negenden oude stijl, hadde Herdessleben, een plaetse in Jutlant, met noch eenyge andere doen affbranden. Nemo sic vastat sua23. Was te Flensburch. Tilly heeft den 12. 600 man binnen Frederyckstat gesonden ende 600 binnen Tonnigen, alle de schepen aldaer gearresteert; die haer daer hebben te neder gestelt sijnder qualijck aen. Men vreest hier oock, dat het met den conynck van Denemarcken verlooren is. Den Sont in bewarynge te crijgen heeft geen apparentie; selffs wert getwijfelt, off de stenden sullen lijden, dat den conynck daer sterckten maeckt ende de Sont bewaert. Noorwegen verlooren, soo sijn wij het hout quijt. Wij leven seer becommerlijcke tijden, ende darom te meer, omdat die neffens ons sijn geïnterreseert met particuliere querellen het gemeen doen verlooren gaen. Carleton24 blijft noch hier, d'Escailles25 vertreckt. De ambassadeurs in Polen26 hebben weynych off geen hoope tot handelynge; particuliere advisen spreecken, datter apparentie is van 30 jaren tresves. Den Pool wil niet handelen met Gustavo als conynck van Sweden, wil niet belooven, dat hij geen andere middelen buten Polen sal gebruycken om Sweden te beoorlogen. Tis te vresen den Sweet de gemeene calamiteyt van Duitsland qualijck sal ontgaen. UE. behoort bij dese occasie hem daer beter ende beter te connen setten. Wij weeten qualijck, hoe het met ons hier sal gaen, dienen darom om ons particulier mede te dencken. Ick sie

    t.o. 192

    Facsimile van een gedeelte van brief no. 1192 dd. 23 oktober 1627 van
    N. van Reigersberch aan Grotius.

    193

    onsen staet aen vol becommerynge, Godt wil ons vaderlant helpen. Gallus toont meerder resolutie27. Nieupoort28 blijft burgemeester; Graef Ernst29 hadde het garen anders gesien. Gallus meent men mijn saecke30 aen Constantinus31 behoort te laten ende wat te laten praten. Diocletianus32 heeft goed contentement. Constantius33 hebbe ick van de memoriën gesproocken, die uE. noodych souden sijn; sullen sien, off wat connen versamelen. Molina34, een aansienelijck persoon te Venetiën, heeft gesien uE. bouxken de veritate religionis Christianae35, prijst seer het werck ende autheur aen de heer van der Myle36. UE. sal een extract op mijn versouck werden gesonden. Sult wel doen ende bij die occasie eens aen hem schrijven, is een groot fauteur van de geleerde ende geleertheyt. Bidde om mijn gebiedenisse aen uE. huisvrouw ende alle bekende.

    Met groote haest, desen 23 Octob. 1627.

    Den brieff met den coopman gesonden noch het bouk37 hebbe ick niet ontfangen, sal verwachten bij alle gelegentheyt hetgeen uE. estimeert. Schrijft doch dickwils ende van alles particulierelijck. Mij gebreekt (?) occasie om uE. Neeff38 te onderhouden ende ander vrienden. Soo yemant Heliogabalo succedeert, wilt in tijts sorgen om wel bij hem te staen. Caracalla39 pericliteert wat.

    In dorso schreef Grotius: 23 oct. 1627 N. Reigersbergh.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. Mll. Eigenh. oorspr. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 96. Antw. op no. 1182.
    2 - Laurens Reael (1583-1637), zwager van Arminius, na zijn Indische diensttijd bewindhebber van de Oostindische Compagnie, in 1626 door de prins tot admiraal benoemd. Eind 1627 werd hij afgevaardigd naar Denemarken, om Christiaan IV tegen Ferdinand II de hulp der Staten-Generaal aan te bieden. Op terugreis leed hij schipbreuk op de kust van Jutland, dat door de keizerlijke troepen bezet was. Hij werd gevangen genomen en naar Wenen gevoerd, waar hij tot begin 1629 werd vastgehouden.
    3 - Jan Dirksz. Lam; zie over hem Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 419; Wagenaar, Vad. Hist. XI, p. 14. De lezing van de naam Crenu is onzeker. Misschien is bedoeld Paul de Crenu, luitenant-generaal der artillerie. Hij is in 1629 gesneuveld tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch. Zie voor de drie schepen no. 1183 in fine, p. 182.
    4 - De koning van Frankrijk.
    5 - Dit woord in code.
    6 - Charles d'Espesse; zie II, p. 334 n. 3.
    7 - De woorden hanteert allein in code.
    8 - Fr. van Aerssen.
    9 - De woorden crediit swact in code.
    10 - Frederik Hendrik.
    11 - De woorden tegens de borst in code.
    12 - Staten-Generaal.
    13 - Frankrijk.
    14 - Dit woord in code.
    15 - De woorden getracht ... werden en het woord naer in code.
    16 - De woorden adviis van en saet in code.
    17 - De woorden handeliinge faciilder in code.
    18 - Dit woord in code.
    19 - Caspar van Vosbergen.
    20 - Dit woord in code.
    21 - Grotius.
    22 - De woorden sal dragen in code.
    23 - Misschien een verre reminiscentie aan Horatius, Ep. 2, 1, 220, waar de uitdrukking vineta sua caedere gebezigd wordt.
    24 - Sir Dudley Carleton, de Engelse gezant in Den Haag.
    25 - Zie no. 1164, p. 165 n. 2.
    26 - Zie no. 1151, p. 133 n. 5; zie ook no. 1183.
    27 - De woorden toont ... resolutie in code.
    28 - Johan van Nieuwpoort, burgemeester van Utrecht; zie no. 1181, p. 179 en n. 1. aldaar.
    29 - Ernst Casimir (1573-1632), graaf van Nassau-Dietz. werd in 1610 luitenant-gouverneur van Utrecht.
    30 - De woorden mijn saecke in code.
    31 - Hof van Holland.
    32 - Cornelis van der Myle. Tijdens zijn verblijf in Venetië in verband met een diplomatieke missie (1609-1610) kwam hij ten huize van Paolo Sarpi (zie no. 1163, p. 153 n. 7) in aanraking met Molino, met wie hij hechte vriendschap sloot; zie echter ook Dr. J. Poelhekke, De Heilige Stoel en de Venetiaanse ambassade van Cornelis van der Myle in Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden X, afl. 2-4. 's-Gravenhage 1955, p. 180 vv.
    33 - Jacques Wyts. Het gaat om gegevens ten behoeve van de beschrijving van het beleg van Grol.
    34 - Domenico da Molino; zie over hem Ludwig, Freiherr von Pastor, Geschichte der Päpste seit dem Ausgang des Mittelalters mit Benutzung des Päpstlichen Geheim-Archives und vieler anderer Archive. Geschichte der Päpste im Zeitalter der katholischen Restauration und des dreiszigjährigen Krieges. Gregor XV und Urban VIII (1623-1644), zweiter Teil. Erste bis siebte Auflage. Freiburg im Breisgau 1929, p. 716.
    35 - Zie Ter Meulen-Diermanse, nos. 944 en 945.
    36 - Corn. van der Myle.
    37 - Zie no. 1182 in fine.
    38 - Ook hier zal wel, zoals meestal, met de aanduiding neef Frederik Hendrik bedoeld zijn.
    39 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak.