Laus Deo, den 7 Feb. 1628. In Amsterdam.
Mon cousyn,
Wij hebben pa deser alhyer een goede electie van nyeuwe magistraten gehadt ende soodanich, dat alle eerlicke luyden, insonderheyt de remonstrantsgesinde, nu affgeleyt hebben alle vrese van plunderinge haerder huyssen ende vehemente proceduren jegens dselve. Dengeenen2, die bij Maurits affgeset waeren ende nu dese reysse weder ingekoomen sijn, hebben genoomen haer voorige plaetsen, soodat se nyet als nyeuwelingen, maer als oude leden aengekoomen zijn. Borgemeesteren zijn desen: dheeren Jacob de Graeff3, Pr. de Vlaminck4, Jan Corneliss. Geelvinck5, ende Geurt Dircksz.6 es aengebleven. Schepensbanck es seer moderaet, waeronder dat zijn Harmen van der Pol7, mede voor desen affgeset, ende Symon de Rijcke8, dewelcke uE. doet groetten met aenbiedinge, indyen hij uwe E. ergens in vruntschap can doen, dat hij sulckx gaerne doen sal. Dirck de Vlaminck9 - dwelcke men versekert hout dat tnaeste jaer borgemeester sal sijn - ende Pr. Mathijss. Schrijver10, voor desen bij Maurits beyde mede affgeset, zijn beyde weesmeesteren, sulckx datter nu geen van de affgesette heeren int leven zijn, off werden in den dienst van de stadt opt stadthuys gebruyckt. Dborgemeester Bas11 sal te met compareren in de Generaliteyt. Dese veranderinge meynt men dat verre syen ende goede effecten voorts brengen sall. Dborgemeester Paeuw12 heeft tot het borgemeestersschap nyet eene stem gehadt, ick achte, omdat hij, soo hij seyt, affgesleten ende zijn poos wel te roere gestaen heeft; hij sidt op de weescamer. Wij moogen hoopen, dat wt dese stadt, daer vele meynen
236
t'onheyl wt gekoomen te sijn13, het redres ten goede mede voorts koomen sal. Hoe de kerckelicke mannen dese veranderinge bevalt, achte ick onnodich te schrijven, overmits uwe E. haer beter kent als ick. Onlangs wasser tussen de heeren borgemeesteren ende de predicanten wat verscheels ter oorsaecke borgemeesteren int tuchthuys op haer eygen authoriteyt de predicant - daer nyet op te seggen valt - gestelt hadde. Daerin was de kerck ontrust sustinerende, dat haer sulckx toequam, maer de heeren van contrary advys drijven booven ende doen den predicant daer preecken, tot onlust van die van de kercke. Van oosten off westen hebben wij geene nyeuwe tijdinge. Men es hyer seer becommert voort aenstaende oorlooge van desen jaere, te meer alsoo men versekert houdt den keysser ons mede opt lijff sal vallen. Godt wil ons vaderlandt erbarmen ende verlene ons een goede wtcomste.Uw E. schrijvens van 22 Jan. heb ontfangen ende d'ingeleyde voorts bestelt. Angaende mijn soon14 het es mijn all eens bij wyen hij soude koomen, alst maer deftige luyden sijn, daer hij wat mach leeren, hooren ende syen, ende insonderheyt daer men goet opsicht op hem heeft.
Werdt den pays tussen Poolen ende Sweden getroffen, soude mijne meninge sijn hem vandaer wederom te doen koomen ende naer Dantsick te senden, uwe E. biddende het beste daerinne te doen. Ick diene uE. wederom gaerne in meerder.
Hyermede met nichte na vrundelicke groetenis Godt almachtich bevolen
Uwer E. dienstw. cousyn
Joost Brasser.
Post date ontfang ick d'ingeleyden.
Adres: A Monsieur Monsieur Hugo Grotius A Paris.
Port.
In dorso schreef Grotius: 7 febr. 1628. I. Brasser.