eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1351. 1628 december 18. Van J. Brasser1.

    Laus Deo. Den 18 Desember 1628. In Amsterdam.

    Mon cousyn,

    Voorgaende maendach, nadat de chrijsraet geassisteert met borgemeesteren de weygerige schutters minnelick hadden gesocht te induceren, hoewel te vergeeffs, soo es bij de voors. chrijsraet eendrachtelick verstaen, dat men se soude ontschutteren, gelijck oock datelick geschieden. Dander gaven voor, dat se effenwel ter wacht wilden koomen, maer tot noch toe hebben haer gewacht van des te doen. Tsanderen daechs zijn der enige van dese ontschutterde opten Dam gekoomen, om, soo men vermoet, anhanck te maecken, maer alhoewel dat te dyer oorsaecke daer meer volckx quam als men gewoon es, zoo es nochtans alles seer stille ende sonder de minste commotie vergaen, laten verluyden, dat zijt wijder willen versoucken, daerop borgemeesteren hun hebben geseyt, dat zij haer sulckx te doen off laten willen raden noch ontraden, maer dat zij haer wachten voor de weersteuyt. Te selver uure als al dat volck opten Dam was, quamen in borgemeesters camer 8, 9 persoonen, alle 36-raden, behalve dborgemeester De Vrij2, ende alle seer dependerende van de kerck, dwelcke hun schenen te wille laten imployeren als middelaers, maer borgemeesteren hun geremonstreert hebbende alle tgepasseerde, zoo hebben se nyet opgedaen, ende zijn naer enige andere propoosten, te lang om verhalen, wederom wtte camer vertrocke. Dit intreden op dien tijt van dese mannen wert bij vele genomen, al off men de ontschutterde daermede hadde

    434

    willen stijffen, soo datter daer naer 2 van de 9 haer hebben geëxcuseert sonder haer met die saecke meer te willen bemoeyen, maer daermede laten begaen diet toecomt.

    Dit es van de ontschutterden, nu hebben wij noch een soorte van menschen, dye seer te onvreden zijn, dat se nyet konnen opt kusse koomen; van dese zijn der wel 15, 16, daeronder maer 2 Amsterdammers, enige dagen in den Hage geweest, om overt aennemen van de soldaten ende verscheyden actiën van de magistraeten aen de Staten van Hollant te clagen, tot dyen eynde aen deselue instantelick versocht hebbende audientie, dwelcke hun naer 2 cessiën bij de heeren Staten daerop gehouden ontseyt es, maer indyen zij yets hadden te remonstreren, dat zij sulckx souden doen bij requeste, twelck zij voorgaende woonsdach hebben gedaen versouckende alleen - naer ick verstae - het affdancke van de soldaten. Dese requeste in de Staten gelesen sijnde es gestelt in handen van de gecommitteerde van Amsterdam, om daerop te antwoorden tgeene hun goet duncken sal. Dvoors. dolerende zijn mede geweest bij mijn heer den prince ten fyne voors., zijn wederom thuys gekoomen, maer nyet welgemoet. In somma: wij steecken noch int midden van de onlusten, want zij sullent er buyten twijffel nyet bij laten, ende mijn heeren borgemeesteren willent exempel vant jaer 78 aen haer nyet gestatueert hebben. Mijn bevalt wel, datter sich hoe langer hoe meer persoonen van alle gesintheyden openbaere voor de magistraeten, jae selffs wt alle wijcken sullen requesten aen deselffen gepresenteert werde, ten eynde de heeren tot onderhoudt van de burgerlicke vrede ende tot dempinge van dese factie meer volckx willen aennemen; dan off de heeren daertoe genegen zijn, weet ick nyet.

    Van de vloot van Piet Heyn3 hebben wij noch nyet dan datter 2 van sijn schepen in Engelant zijn gearriveert; daervan den coninck tsilver wt den eenen heeft doen lichten. Oft es omme te behouden, off alleen om aldaer volgende de (con)stitutie vant rijck gemundt te werden, weet men noch nyet.

    Ick hebbe uE. brieff van 2 deser, oock de voorgaende wel ontfangen uE. danckende vant advys. Ick hebbe met den vader van den jongman, in uE. schrijvens geroert, een discoursgen gehadt, maer alsoo hij mij van zijn soon sonderling nyet seyde, zoo vondt ick oock nyet goet daervan te vermanen, maer ick conde seer wel mercke, dat hij bedroeft was. Ick sal uE. met soodanige recommandatiën nyet meer moeijelick vallen.

    Den ingeleyde aen mijn soon4 stelle ick tot uE. discretie nae lecture hem gesloten off ongeslooten te behandigen; mijn es leet, datter uE. mede bemoeyt es, doch indyen hij nyet soude willen aen de handt gaen ende dat het uE. off nichte te moeyelick soude vallen, zoo sal uE. hem talle uure alst uE. gelyeft mogen wederom senden. Tussen Poolen ende Sweeden wert van een dertichjarige treves gehandelt, tsucces moet den tijt leeren.

    Post dato. Te middach opte beurs hebben seeckere tijding, dat 4 schepen van Pyet Heyn in Texel sijn gekoomen, de Witte Leeuw, Gelderlant, Haerlem ende Naerden; zijn van haeren generael gescheyden ontrent Wicht, hoopende deselve int Goeresche gat sal zijn.

    Alle de gedeputeerde tot 8 int getal wegens deser stede opten dachfaert geweest zijnde, zijn nyetjegenstaende de vergadering noch duyrt thuys gekoomen, haeren

    435

    pensionaris Boreel5 daer alleen gelaten hebbende, aparent om alhyer te resolveren op de clachte van de requeste. Den Raedt es jegenwoordich vergadert ende tavont sal de chrysraet vergaderen; de geestelicke mannen vermengen hun nu opentlick met de factie ende enige derselve compareren in de vergaderinghe van de factionisten in de brouwerije genaempt den hooyberch; tvordere leert den tijt. Geen van beyde de partie laten noch de couragie vallen, ick hoope effenwel, dat de magistraet sal te boven staen. T'lossen vant silver in Engelant es nyet seecker.

    Hyermede na vrindelicke groetenis met nichte den Almogende bevoolen

    Uwer E. dienstwillige cousyn
    Joost Brasser.

    Soo als den Engelsman ons voor desen met rooven gequelt heeft, zoo quelt ons nu de Sweet. Het es wonder, dat ment verdragen can.

    Adres: A Monsieur Monsieur Grotius demeurant viz à viz lhostel de Condé aux faulbourgs St. Germain.

    A Paris. Francq.

    In dorso schreef Grotius: 18 dec. 1628 Brasser.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk, cat. v. hss., no. 811. Eigenh. oorspr. Gedrukt Oud-Holland IX (1891), p. 256.
    2 - Frederik de Vrij; zie no. 1130, p. 109 n. 3.
    3 - Zie no. 1346, p. 426 n. 8.
    4 - Zie no. 1264, p. 311 n. 4.
    5 - Willem Boreel, zie no. 1179, p. 176 n. 8.