eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1506. 1630 mei 24. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    UE. brieff door den lesten ordinarisse is mij wel geworden ende verstae zeer garen uE. goede sorge voor het proces2 ende het goede succes van dyen, wenschende hetselve met mijnen arbeyt tot uE. dienste te connen erkennen.

    Op de impressie aen Gallo3 tegen Claudius4 gegeven heb ick uE. voor desen5 wijdloopigh geschreven, hopende dat het dyenstigh sal zijn. Ick prijse zijnen ijver om luttelachtige dispuyten, dye niet dan tot verwarring van de Christenheyt en dyenen, te mijden ende houde mij intra consensum piae vetustatis.

    Op de questie de adoratione6 is mij daernae te voren gecomen, dat meest alle de ouden Gen. XVIII, 2.3, ubi putant innui Trinitatis mysterium, ajunt de

    210

    Abrahamo. Tres vidit et unum adoravit. Niet sonder reden. Nam sicut bene est in symbolo Athanasii non tres omnipotentes, sed unum omnipotens, sic non tres adorandi, sed unus adorandus, Deus omnium pater una cum verbo ὁμουσίῳ et spiritu7.

    't Bedroeft mij te zyen, dat noch XIII steden soo sot zijn, dat zij haer recht ende 't recht van 't landt willen overgeven aen soo onverstandige luyden. De hoven zijn wel schuldigh - als beter gestudeert hebbende - de ee(nvou)digen te onderrechten. Hyer te Parijs, doen de staten van de ligue deliberende [waren] ten tijde Henrici IIII op de verkyesing van een nieuwe coninq, heeft het parlement hyer gedecreteert, dat voor vijanden van de croon souden werden gehouden allen, dye yet souden proponeren tot naedeel van de Loy Salique8.

    De handeling tot Rosendael9 sal niet quaed zijn om hyer de luyden te doen ommezyen ende tot reden te brengen, waertoe de heer van Langerack10 nae 't hoff gaet, oock om zijn eygen affairen. Uyt Lopes'11 saeck ben ick blijde te zyen, dat de vrunden yet vermogen. Ick en can uE. niet verbergen - hoewel ick van sulcx niet garen en vermaene, om niet te schijnen yemant te willen voortdringen sijne authoriteyt om mijnentwille off te hazarderen off te veel te vergen - dat ick brieven heb becomen van Weenen, oock van andere plaetsen. Mij werdt gepresenteert het dobbel van hetgunt men mij hyer belooft ende noch niet en geeft, met eer, met vrijheyt van religie, bequaeme plaets van residentie. Ick zye wel, dat de saecken in 't landt niet en argeren. Evenwel de meeste hoop, selff van Hollant, is nyet gestelt om yet voor mij te doen. De beternisse schijnt langsaem voort te gaen. Veele beletsels connen daerin comen, al waer het bij frivole pretexten. Ende ten schoonste comende, wye weet off daer middel zijn om de luyden tot reparatie van mijn eer, daervoor ick soo veel lijde te disponeren? Ondertusschen mijn tijdt om wat voor mijn kinderen, dye vast groot werden, te sorgen, gaet voorbij ende wij leven in een groote onseeckerheit met weynich rust ofte lust. Wat sullen wij doen? Want wij vinden ons vrij wat becommert.

    Valckenburgh12 heeft nae silentie van vyer maenden wederom aen mij begonst

    211

    te schrijven13, doch alleen van de Tresves ende soo voort, niet van sijne saecken. Maer zijn huysvrouw14 heeft aen mijn huysvrouw geschreven, dat haer man gelesen heeft 't gunt sij had geschreven ende haer heeft voorgeschreven - dit adviseert zij in een bryeff apart - wat zij soude rescriberen, 't welck is aldus van woordt tot woordt: ‘Ick heb uE. brieff van den XXI. Maert wel ontfangen, houdt voor seecker, dat ick daerin mijn beste altijdt gedaen hebbe ende noch doe, maer bemercke het misvertrouwen van beyde zijden soo groot te zijn, dat ick niet macht genouch en hebbe vooralsnoch die swaericheyt te booven te comen meest consisterende, dat de heer van Valckenburgh seyt niet claer te zyen in de verseeckertheyt van zijne persoon, goederen ende familie soo lange men in die humeure persisteert, dye tot noch toe schijnt gebleecken te hebben, sijnde dateghene ick uE. daerop soude connen seggen.’ In den anderen brieff schrijft zij aldus: ‘dit doet mijn hoopen, dat het noch ten beste sal comen biddende uE. wel ten hoochste ende dye, dye uE. desen bryeff heeft doen schrijven, dese saecke wat bij de handt te willen nemen. Denckt eens, wat een obligatie ick soude hebben aen deghene, dye mij uyt een pas soude connen helpen, als dit is. Monsieur de Corol15 - dit is de broeder van Madame de Rame16 - vertreckt met zijn huysgesin van hyer ende sal hyer niet meer woonen. Sijn meublen zijn al wegh ende hij gaet morgen wederom op zijn huys woonen Hastenville’. Mijn huysvrouw sal vooralsnoch generalijck antwoorden. Maer denckt op het senden van neeff de Bye17 aldaer ofte op andere voorslagen. Ick sal bij mijne brieven Valckenburgh doen verstaen, dat de saecke tusschen Vranckrijck ende ons landt staet op handeling ende dat de prins door dye occasie sijne saecken met Vranckrijck sal soecken effen te stellen, off dit mede wat mocht helpen. - UE. wilt dit heele stuck soo secretelijck als eenigsins doenlick is menageren, opdat de vrouw van Valckenburgh gelove, dat wij in alle sinceriteit ende voorsichticheyt procederen. -18 Aquilius19, dye gouverneur is van de soon van den kerckemeester Paeuw20 ende nu met deselve, soo ick meen, nae 't landt is vertrocken, heeft ten aenhooren van veelen, oock Nederlanders, hyer geseyt, datter wonderlijck verraet in 't landt omgaet ende dat eenige van de regiering van Amsterdam hyer zijn geweest ende gelogeert zijn geweest tot den ambassadeur van Vlaenderen21 etc. Sulcke ongebondene tongen soude wel eens dyenen tot reeckening gebracht van haer seggen. Soo hij eenige verraders kent, soo is hij wel schuldigh dye te openbaeren. Maximinianus' soon22 weet daer oock wel van. Hij is

    212

    daerbij geweest als oock Magnus23 ende Jaersvelt24. Noch daernae heeft hij geseyt, dat wij Farnambuc25 niet en sullen houden. Datter al te veel verraders in ons landt zijn. Dese persoon heeft staedigh correspondentie gehouden met den voorsz. kerckenmeester, dye zijne brieven toonde aen Gallus, sulcx dat den heer kerckenmeester hem wederschrijvende adviseerde, dat Gallus zijne advysen voorsichtigh hadde bevonden ende begeerde, dat hij soude continueren.

    Uyt Italiën hebben wij het belegh van Casal bij Spinolaes soon26. Men seyt ons hyer, dat de plaetse van vivres verzyen is voor vyer, andere meenen drye maenden ende datter gheen apparentie is de plaetse anders dan door honger te becomen. Off de Franchoysen met Mommiglian, 't welck sij seggen aen te willen tasten, eer sullen gedaen hebben, twijffel ick. Maer van Chamberry hooren wij, dat nae eenigh verlyes van volck door een uytval van den prince Thomas27, dye daer binnen was, de plaetse heeft gecapituleert ende apparentelijck nu over is. Monsr de Mommorency28 heeft nu het generale commandement in 't leger. De cardinael29 is geweest te Lovois bij de coninginnen30 ende, soo men hyer seyt, heeft hem met deselve wel gestelt, hoewel andere noch daeraen twijffelen, te meer omdat de coninginne-moeder haere dochter, de princesse van Piedmont31, lyeff hebbende niet garen en zyet, dat het oorlogh is gekeert op Savoye. Den coning van Sweden32 presenteert in 't oorlogh te blijven met den keyser33, midts ontfangende van hyer 1200 M. gulden 's jaers ende vrij wat op de handt. Monsr de Boutillier34 schrijvende aen zijne vrunden heeft hoope tot de vrede met behoudinge van eenige plaetsen voor Vrancrijck, vooral Pignerol, 't welck niet en sal connen zijn, tenzij Spaignie mede dat houde ende apparentelijck Casal. Soo alle 't volck van Duytschlandt op ons landt vallen, soo mochten haer de ruwe crijters tegens de Trefves wel beclagen.

    XXIIII Mey XVIcXXX.

    Anthemius35 raedt hyer vast te staen op het artyckel, seggende, dat het sal

    213

    werden gepasseert. Eenige luyden in ons landt geven hem daer hoope toe. Wat is van 't nemen van 't eylant van Trinitad, daervan men hyer spreeckt?

    In Piedmont is een schoone valley genaemt Val d'Este, van difficyl acces. Connen de Franchoysen daerin comen, soo waer eenige hoop tot het ontset van Casal.

    Mijn huysvrouw wilde wel, dat nicht Campen36 haer met den eerste sondt het fijne garen, dat zij ontboden heeft.

    Vanhyer conden wij nu de brieven onder 't couvert van den heer van Langerac niet zenden, alsoo vanhyer niet van hem af en ging, maer evenwel dye vandaer sullen onder zijne couverte aen ons wel bestelt werden.

    In margine schreef Reigersberch: broeder de Groot, van 24 Mey 1630 tot Paris.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H 14b. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
    2 - Het proces betreffende Grotius' verbeurdverklaarde goederen; zie Mr. G. Moll, De Confiscatie der goederen van Hugo de Groot in Oud-Holland, XXe jaarg. 2e afl. (1902), p. 83.
    3 - Frederik Hendrik.
    4 - De remonstranten; vgl. no. 1477, p. 162 n. 6.
    5 - No. 1502.
    6 - Vgl. no. 1502.
    7 - Art. 14 van het Quicumque of Symbolum Athanasii; zie J. Tixeront in Dictionnaire de Théologie Catholique I Paris 1930, kol. 2178 vv., waar ook de tekst staat afgedrukt; zie ook bij Migne, P.G. XXVIII, kol. 1581 vv. Auteur van het Symbolum is zeker niet Athanasius, wellicht Ambrosius; zie P. Schepens S.J., Pour l'histoire du symbole Quicumque in Revue d'Histoire ecclesiastique XXXII fondée par A. Cauchie et P. Ladeuze. Université Catholique de Louvain. Louvain 1936, pp. 548-569.
    8 - De Pactus legis Salicae of lex Salica is een der oude volksrechten. In de bewaarde tekst komen gedeelten voor, die teruggaan tot de laatste regeringsjaren (507-511) van Clovis. Later is de lex Salica op verschillende tijdstippen aangevuld met bepalingen, waaruit beïnvloeding door het Christendom blijkt. Strafrecht neemt een zeer belangrijke plaats in. Daarnaast komt procesrecht voor. Zie voor de laatste kritische uitgave: Pactus Legis Salicae herausgegeben von Karl August Eckhardt, I, Einführung und 80 Titel-Text. [Germanenrechte, Neue Folge, Westgermanisches Recht; Herausgeber: Historisches Institut des Werralandes.] ‘Musterschmidt’, Göttingen, 1954.
    9 - Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 898 vv. en Arend, Algemeene Gesch. des Vaderl. III 4, p. 430-436.
    10 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak, ordinaris gezant van de Republiek te Parijs.
    11 - Zie over hem III no. 1218, p. 232 n. 11.
    12 - Jan de Hertoghe van Osmael, heer van Valkenburg, gouverneur van het prinsdom Orange.
    13 - No. 1497.
    14 - Josine de Bie, dochter van de in 1628 overleden thesaurier-generaal Joris de Bie.
    15 - Niet nader geïdentificeerd.
    16 - Ook genoemd in no. 1407; zie aldaar, p. 70 en n. 1. De woorden: ‘dit ... Rame’ staan in de tekst in margine.
    17 - Abraham de Bie, genaamd van Almonde. Hij was een zoon van Joris de Bie; in 1625 was hij naar Orange gegaan en in 1627 teruggekeerd, van Parijs af in gezelschap van Maria van Reigersberch; zie III, p. 131 n. 2.
    18 - De woorden: ‘UE.... procederen’ staan in de tekst in margine.
    19 - Niet geïdentificeerd.
    20 - Michiel Pauw (1590-1640) werd in 1616 kerkmeester van de Nieuwe Kerk te Amsterdam; de bedoelde zoon zal Isaac (1618-1690) zijn, ev. Reynier (1620-1651).
    21 - Henri de Vicq, sire de Meulevelt; zie III, p. 74 n. 4. Hij was gezant in Parijs van 1624 tot 1638.
    22 - De zoon van Simon van Beaumont, Aarnoud; zie no. 1504, p. 208 n. 2.
    23 - Misschien Mr. Pieter Magnus, heer van Bergambacht, zoon van de bekende Jacob Magnus Simonsz. Mr. Pieter Magnus werd in 1600 geboren, studeerde te Leiden en stierf in 1648 kinderloos; zie F. Nagtglas, Levensbericht van Zeeuwen II, p. 117. Als de opgaven van Nagtglas juist zijn, komt de gezochte niet voor in het Album Studiosorum. Dit vermeldt nl. kol. 110 een Petrus Magnus Middelburgensis, 5 april 1613 op 17-jarige leeftijd ingeschreven, en kol. 131 Petrus Magnus Middelburgensis, 9 juni 1617 op 20-jarige leeftijd ingeschreven, geen van beiden in de faculteit der rechtsgeleerdheid. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat in de opgaven van het Album onjuistheden zijn geslopen en dat een der beide genoemden identiek is met de zoon van Jacob Simonsz. Magnus.
    24 - Niet geïdentificeerd.
    25 - Vgl. no. 1494, p. 186 n. 7.
    26 - Felipe, markies van Los Balbases, Spaans generaal; hij werd later president van de Consejo de Flandes te Madrid. Zijn vader, Ambrosio Spinola, stierf op 25 september 1630.
    27 - Tommaso Francesco van Savoye (1596-1656), prins van Carignano, zoon van Carl' Emanuele van Savoye en Catharina van Oostenrijk, de dochter van Philips II van Spanje. Hij was gehuwd met Marie de Bourbon (1606-1692), gravin van Soissons.
    28 - Henri, hertog van Montmorency; zie over hem III, p. 69 n. 2.
    29 - De Richelieu.
    30 - Anna van Oostenrijk en de koningin-moeder Maria de Medici.
    31 - Christina (1606-1663), gehuwd met Vittorio Amadeo, hertog van Savoye († 1637).
    32 - Gustaaf II Adolf.
    33 - Ferdinand II.
    34 - Claude le Bouthillier; zie III no. 1357, p. 442 n. 12.
    35 - Nicolas de Baugy, van 1628 tot september 1634 Frans gezant in Den Haag.
    36 - Elisabeth Campe, die voor Nicolaes van Reigersberch de huishouding waarnam; zie III no. 1281, p. 338 en n. 12 aldaar.